* Redactioneel


* Algemene Ledendag
Oostende - 30 maart


* Sonnet in een verkochte taal - Ilja Leonard Pfeijffer


* Opkomst en ondergang van de Neerlandistiek aan de VU Amsterdam- Ab Filipse



* De zegen van de standaardtaal - Peter Debrabandere

* Nieuw variatiebeleid bij de Taalunie en het taalgebruik van de VRT -
Ghislain Duchateau



* ‘Oemarcheerta?’ - toespraak van An De Moor



 

* Kroniek van Taal en Onderwijs 4 - Ghislain Duchateau



* Verlichting nu - Steven Pinker / Pro en Contra




* De biografie van prof. Herman Uyttersprot


* "Mijn kleine Congo" - Joris Luyckx

 
* Vlindernet voor democratie – Matthias Storme

 
* De vrederechter - Joris Luyckx

 
* Recente berichten uit de actualiteit op de VVA-Facebookpagina
 

 
 
 




 




 



 


 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
   
 

Vivat Academia nummer 16

maart-april-mei 2019

   
   
  Redactioneel
 


Beste VVA-Vrienden en belangstellenden,


Met genoegen presenteert de VVA Editie 16 van zijn e-zine Vivat Academia.

We introduceren de artikelenreeks met nog eens de uitnodiging voor de Algemene Ledendag op zaterdag 30 maart 2019 in Oostende.

Een ruim gedeelte van de inhoud gaat wel naar het Nederlands, de taal van 21 miljoen Nederlandssprekenden in Nederland en in Vlaanderen en ver daarbuiten. De beslissing van de academische overheid van de Vrije Universiteit van Amsterdam om de opleiding Nederlands in het eerste jaar bachelor af te schaffen heeft in academische kringen en in de media heel veel reacties losgeweekt. De reacties waren grotendeels heftig en negatief. Het afnemend aantal studenten die de opleiding kiezen heeft tot die drastische maatregel geleid. Dat gebeurt in een tijdsbestel waarin een toenemend gebrek aan leraren Nederlands in de middelbare scholen verontrustend overkomt.

Maar ook de positie van het Nederlands in het publieke domein en in het onderwijs komt voluit aan de orde, nu de curricula in Nederland en de eindtermen in Vlaanderen worden vernieuwd en vooral nu de Nederlandse Taalunie een nieuwe visie over taalvariatie wil omzetten in een taalvariatiebeleid. Noch met de visie als dusdanig, noch met de opiniëring door een sociolinguïst vanuit de commissie die de visie uitgewerkt heeft, die voortvarend het gebruik van het Standaardnederlands als omgangstaal in Vlaanderen miskent, zijn we binnen de Werkgroep Taal en Onderwijs van de VVA onverdeeld gelukkig. Integendeel. Zoals het verdringingsprincipe van het Nederlands in het beleid van de onderwijsverantwoordelijken van de Nederlandse en Vlaamse universiteiten voluit werkt in het streven de onderwijstaal op grote schaal te verengelsen, zo kan datzelfde verdringingsprincipe optreden wanneer taalvariatie in het gesproken taalgebruik voluit wordt gepropageerd en onze standaardtaal in de verdrukking wordt gemanoeuvreerd. We pleiten daarom in onze artikelen in deze editie voor herwaardering van het Standaardnederlands in het Vlaamse onderwijs en ook voor het handhaven van de volstrekte prioriteit daarvan in de publieke omroep.

Steven Pinker en zijn spraakmakend boek ‘Verlichting nu” krijgt onze aandacht in pro en contra. Twee artikelen vestigen de aandacht op de gang van zaken in de juridische wereld. En we eren de nagedachtenis van een van de meest memorabele hoogleraren uit de Letterenfaculteit van de Gentse universiteit, die nu zijn volwaardige biografie heeft gekregen, “Herman Uyttersprot – Een biografie” van Joris Dedeurwaerder.
En de aandacht voor onze Afrika-problematiek blijkt uit de reminiscentie van onze redacteur Joris Luyckx n.a.v. het bezoek aan het vernieuwde Africa-Museum in Tervuren.

We menen gezien het publieke discours terecht de volle aandacht te moeten vestigen op de status en de positie van het Standaardnederlands, maar we houden de blik ook open voor wat een steeds boeiende actualiteit ons voorschotelt.

Met veel vertrouwen voor aandacht en lectuur van onze VVA-leden en daarbuiten voor deze Editie 16 van het VVA-e-zine Vivat Academia.



Ghislain Duchâteau,

eindredacteur


 

Omhoog

 

Vereniging Vlaamse Academici -
Afdeling Oostende – Veurne - Diksmuide


 


Algemene ledendag Oostende


   
 

Thema : WAT BELOOFT ENERGIETRANSITIE ?

Eén adres : Hotel Andromeda - 8400 Oostende
Kursaal Westhelling 5 – tel.059/80 66 11

www.andromedahotel.be

VVA-Oostende heeft de eer de Algemene Ledendag 2019 te organiseren.

Het VVA-Hoofdbestuur en VVA-Oostende hebben het genoegen alle leden van de VVA uit te nodigen op een hopelijk zonnige dag in Oostende.

ACADEMISCHE ZITTING (ANDROMEDAHOTEL)

1.  9.15 u – 10 u
     Onthaal met aanmelding en welkomstkoffie of thee, miniboterkoekje 
                                                                                     
2.  10 u Academische zitting
      Presentatie: Lena Deruwe, secretaris VVA-Oostende                      

Verwelkoming door Els Taelman, voorzitter VVA-Oostende 

- Voordracht door ir. Paul Gerard :

“Windenergie op zee en implicaties voor de haven van Oostende”

Bij de installatie en het onderhoud van windmolens op zee komen veel verrassende handelingen en innovatie- technieken kijken. Wordt passend geïllustreerd.

-  Voordracht door prof. dr. Jef Ongena :

 “De energietransitie, een fluitje van een cent?”

Een inzicht wordt gegeven in de complexe energiediscussie: hoe groot is het energieverbruik, hoeveel moeite vraagt het om aan onze energienood te voldoen en wat zijn de voor- en nadelen van de verscheidene energiebronnen. Recente resultaten van de Duitse “Energiewende” worden besproken en de nood aan realisme wordt onderstreept.


11.30 u    Uitreiking VVA-prijs aan mevrouw Mia barones Doornaert

                    - laudatio door Paul Becue, algemene voorzitter VVA.

                   - dankwoord door gelauwerde

3.  12 u -12.45 u
     Receptie: prosecco, witte/rode wijn, pils, frisdrank en water + 2 hapjes /persoon

                                                                                                 € 35 /persoon
4.  13 u  LUNCH:                               

x

Noordzeevissoep
Krokante toast met gesmolten kaas

x

Het fijnste van de kabeljauw, in olijfolie gestoofde prei, lichte jus van garnaal
Dunepatatjes

x

IJsdessert, witte chocolade, biscuit, stroop van frambozen

Inclusief water, witte/rode wijn, pils tijdens lunch
Koffie /thee


 Samengevat :

  • Welkomstkoffie
 
  • Academische zitting
 
  • Receptie na academische zitting
 
1+2+3
€ 35/persoon
  • Lunch
€ 57/persoon
1+2+3+4 (lunch)
€ 80/persoon


NAMIDDAGPROGRAMMA

  15 u        KEUZE uit :

A.  Bezoek Koninklijke Stallingen via wandeling ( +/- ½ u ) op Albert-I-Promenade
www.oostende.be

                     gids : ir. Luc Glorieux , architect


  Bezoek Koninklijke Stallingen, Koninginnelaan 76 Oostende  
                 Houtskeletbouw uit Noorwegen, in 1903  gebouwd in opdracht van Leopold II
                Terug per bus

 B. Hugo Clauswandeling ( +/- 1.5 u)
                   Gids: Marc Loy, voorzitter gidsenkring “Lange Nelle”

Hugo Claus verbleef graag in Oostende



Deelname 7,5 euro per persoon


 C.  Mu.ZEE, Romestraat 11 – www.muzee.be

                  gids van het MU.ZEE


Bezoek met gids aan de Ensor/Spilliaert-vleugel  TOEGANG : € 7,5 /persoon
Ticket af te halen aan de balie en ter plaatse te betalen!
                                     

D. Green Bridge, Wetenschapspark 1, 8400 Oostende – www.greenbridge.be


Geleid bezoek aan het incubatie- en innovatiecentrum
Heen en terug per bus! - TOEGANG : € 10 /persoon
                 
                                                                                                

+/- 16.30 u   EINDE NAMIDDAGPROGRAMMA 

met drankje in CC De Grote Post, Hendrik Serruyslaan 18A, 8400 Oostende met bonnetje dat uitgedeeld zal worden aan wie dat wensen tijdens de lunch.
 

Alle verdere praktische informatie vindt u op de thuispagina van de VVA-website.
Daar kunt u ook inschrijven met de speciale inschrijvingsstrook


  Omhoog
 

Sonnet in een verkochte taal - Ilja Leonard Pfeijffer

Waarin de studie Nederlands aan de VU wordt opgeheven

   
 

Doordesemd spreken in je moedertaal
met elegantie van een palimpsest,
waarin uit elke tijd en elk gewest
nuance schemert als een godenmaal

van connotaties, is iets anders dan
te denken dat je best goed Engels spreekt
op krukken als je een verweekt, gebleekt
gesprekje voert, gespeend van elk elan.

In Nederland heeft men zijn taal verpatst
voor inschrijfgeld van uitheemse studenten.
Zorgvuldigheid en zwier zijn opgedoekt

om op zijn ordinairst en allerplatst
te cashen. Wie zijn taal denkt uit te venten,
heeft ook cachet en gratie afgeboekt.

Ilja Leonard Pfeijffer


  Omhoog
 

Opkomst en ondergang van de Neerlandistiek aan de VU Amsterdam

Of: Het idee van een universiteit in een tijd van marktdenken

‘Met eene liefde, die nooit kan wegsterven in mijn hart’

Blog Ab Filipse, universiteitshistoricus VU

   
 

Met het recente besluit de opleiding Nederlands niet meer aan te bieden voor nieuwe bachelorstudenten, komt een eind aan een tijdperk aan de VU. De studierichting Nederlands bestond sinds 1918, toen de eerste lector in dit vak werd benoemd. Nederlandse taal- en letterkunde werd echter al vanaf de stichting van de universiteit in 1880 gedoceerd aan alle studenten. Hoe heeft het zover kunnen komen, en hoe moet het verder?


Abraham Kuyper en de Neerlandistiek

Samen met Theologie en Rechten was Letteren één van de drie faculteiten waarmee de VU in 1880 begon – maar ze was wel de kleinste van de drie. In de eerste decennia was de belangrijkste figuur in de ‘Litterarische Faculteit’ de classicus J. Woltjer. Het onderwijs in de klassieke talen maakte deel uit van de voor alle studenten verplichte letterenpropedeuse.

Ook Nederlands behoorde daartoe en in de eerste decennia was het universiteitsstichter Abraham Kuyper zelf, die – naast de theologische vakken – Nederlandse letterkunde, esthetiek en taalkunde, doceerde. Kuyper had zich tijdens zijn eigen studie in Leiden uitgebreid in deze vakken verdiept en zijn kandidaats Letteren summa cum laude behaald, alvorens zich op de theologie te storten. Hij volgde onder meer college bij de hoogleraar Nederlands Matthias de Vries, die grote indruk op hem maakte en met wie hij ook na zijn afstuderen contact hield. Na het overlijden van De Vries, in 1892, schreef Kuyper: ‘En zoo ik het aandorst om ook in onzen kring de Nederlandsche taal te onderwijzen, het was omdat De Vries mij voor onze heerlijke moedertaal bezield had met eene liefde, die nooit kan wegsterven in mijn hart.’

Uit de bewaarde dictaten, die door studenten werden geschreven over Kuypers colleges (zie voor enkele gedigitaliseerde exemplaren hier) wordt duidelijk dat Kuyper een veelheid aan onderwerpen behandelde en goed op de hoogte was van recente ontwikkelingen. In de colleges Nederlandse Letterkunde en Taalkunde gaf hij het ene jaar een overzichtscollege, waarin hij bijvoorbeeld sprak over ‘Nederlandsche Letterkunde sedert de Hervorming’, met bijzondere aandacht voor geestverwante auteurs als Willem Bilderdijk en Isaac Da Costa. Een ander jaar behandelde hij ‘vertalingen uit den Macbeth van Shakespeare’, of ‘de genetische ontwikkeling van de menschelijke taal en van het menschelijk schrift’ en ‘de genealogie der talen.’

Opbouw van de studierichting Nederlands na 1918

Na Kuypers vertrek in 1901 werden de colleges overgenomen door andere hoogleraren; pas vanaf 1918 maakte de universiteit echt werk van structurele uitbreiding van de Faculteit der Letteren. In 1918 werden twee hoogleraren Geschiedenis benoemd, en daarnaast een lector Nederlands. Daarmee werd het ook mogelijk ‘Nederlands’ als studierichting te kiezen aan de VU. Behalve het argument dat de universiteit moest uitgroeien tot een complete universiteit – iets wat van meet af aan het doel was geweest – , speelde bij dit besluit ook mee dat er vraag was naar leraren Nederlands op christelijke middelbare scholen. Het doel van de uitbreiding in deze richting was, zoals het in de notulen stond, dat de VU ‘zichzelf in staat stelle tot het volledig opleiden van leraren in geschiedenis, Nederlandsch en moderne talen, waaraan de steeds in aantal toenemende Chr. H.B. Scholen, zoo groote behoefte hebben.’

In 1918 werd J. Wille, op dat moment hoogleraar aan het christelijk gymnasium in Den Haag, benoemd tot lector voor Nederlandse taal- en letterkunde aan de VU. Wille stortte zich eerst op zijn promotieonderzoek en werd na zijn promotie in 1924 tot hoogleraar benoemd, met als leeropdracht ‘Nederlandse taal- en letterkunde, algemene taalwetenschap en Oud-Germaans’. In de loop van de jaren twintig en dertig groeide de Faculteit Letteren gestaag, tot er zo’n 100 studenten stonden ingeschreven, op een totaal van rond 650 voor de VU als geheel.

Pas na de Tweede Oorlog zou de studierichting Nederlands echt gaan groeien. De benoemingen van G. Kuiper voor Letterkunde in 1947 en W.J.H. Caron voor Taalkunde in 1952 waren hierin belangrijke stappen. In deze periode werd de Faculteit Letteren ook uitgebreid met andere moderne talen: in 1954 werden er hoogleraren benoemd voor Engels en Frans, later volgden ook Fries en Duits. Daarnaast was het mogelijk college te volgen in het Spaans, Italiaans en Zweeds. De Letterenfaculteit verbreedde ook in andere richtingen, met onder meer algemene taalwetenschap, archeologie, Arabisch, kunstgeschiedenis en enkele nieuwe leerstoelen bij geschiedenis.

Verbreding bij studierichting Nederlands kwam er in de jaren zeventig. In 1970 werd Margaretha Schenkeveld benoemd tot hoogleraar nieuwere letterkunde, en in 1971 Jan Bosch voor oudere letterkunde. Leen Strengholt volgde de laatste op in 1976. Voor de leerstoel taalkunde kwam in 1971 D.M. Bakker naar de VU. Hij begon met colleges over geschiedenis van de taalkunde en over moderne taalkunde. De jong overleden Bakker werd in 1985 opgevolgd door Theo Janssen.
De jaren zeventig vormden de bloeiperiode van Nederlands aan de VU met op het hoogtepunt bijna honderd eerstejaars en ongeveer zestien docenten. Daarna zette een langzame daling van het aantal studenten in, tot het stabiliseerde op zo’n twintig à vijfentwintig eerstejaars. Pas in de afgelopen tien jaar zette een verdere daling in, die dus in 2019 leidde tot het besluit de bacheloropleiding – inmiddels onder de naam ‘Literatuur en samenleving: Nederlands’ – stop te zetten. De mediastorm die volgde op de bekendmaking hiervan, laat zien dat de opleiding Nederlands door velen als méér wordt gezien dan een van de vele andere opleidingen aan een universiteit die komen en gaan (zie bijvoorbeeld hier en hier).


Het idee van een universiteit

Een van de redenen dat deze beslissing zoveel losmaakt, is dat ze direct raakt aan de fundamentele vraag wat een universiteit eigenlijk is of moet zijn. Deze discussie over het ‘wezen’ of ‘het idee’ van de universiteit is sinds de negentiende eeuw onophoudelijk gevoerd en hoewel de meningen hierover altijd verdeeld waren, was in ieder geval tot ver in de twintigste eeuw organisatorisch duidelijk wat een universiteit behelsde. Aan instellingen die zich met de naam universiteit mochten tooien werd onderwijs en onderzoek gedaan op een zo breed mogelijk veld van de wetenschappen, dat georganiseerd was in vijf (later: zes of zeven) faculteiten. Niet voor niets streefde de Vrije Universiteit, die in 1880 begon met slechts drie faculteiten, ernaar om op termijn uit te groeien tot een complete, brede instelling en daarmee een ‘echte’ universiteit te worden. Een wis- en natuurkundige faculteit en medische faculteit kwamen er dan ook in respectievelijk 1930 en 1950, hoewel die flink duurder waren dan de bestaande alfafaculteiten. Volgens Kuyper vormde het geheel van de wetenschappen een ‘organisme’; herhaaldelijk sprak hij over de ‘aanrakingspunten’ tussen de verschillende faculteiten en wetenschapsgebieden. Zijn ‘idee van een universiteit’ was niet uniek in de negentiende eeuw, maar er was hem, vanuit zijn christelijk-holistische visie op de werkelijkheid, wel veel aan gelegen eenzijdigheid in de wetenschap tegen te gaan.

Pas in de tweede helft van de twintigste eeuw, met name vanaf de jaren tachtig, veranderde de gangbare visie op de universiteit. Sinds 1986 mogen ook gespecialiseerde instellingen als technische, economische en theologische hogescholen zich tooien met de naam universiteit. Bovendien zijn sinds de jaren tachtig aan universiteiten onderzoeksrichtingen en studierichtingen gesloten, onder het motto ‘taakverdeling en concentratie’. In het algemeen lijkt de huidige universiteit nog maar weinig op die van een eeuw geleden. Massificering van het onderwijs en financiering die gestuurd wordt door wensen van overheid en bedrijfsleven, zijn daarvan enkele aspecten. Universiteiten worden niet meer gedreven door een idee – een bepaalde visie op wetenschap en onderwijs – maar zijn gedwongen zich te voegen naar de markt – of beter: ‘pseudomarkt’ – waarin overheidsfinanciering is gekoppeld aan meetbare ‘output’. Universiteiten worden bekostigd op grond van kwantitatieve normen als aantallen eerstejaarsstudenten, afgestudeerden, publicaties, enzovoort. Waar deze manier van denken dominant wordt, sneuvelen er studierichtingen om de eenvoudige redenen dat ze niet meer genoeg studenten trekken.

Hoe sterk deze manier van denken ook is geworden, toch is er altijd iets blijven voortbestaan van het klassieke universiteitsideaal. Dit ideaal is te waardevol om helemaal overboord te gooien en het lijkt, in de weerwil van het streven naar nuttigheid en efficiency, nog steeds zijn aantrekkingskracht niet helemaal te hebben verloren. De zes klassieke (vooroorlogse) universiteiten in Nederland hebben er daarom altijd naar gestreefd brede universiteiten te blijven. Ze richten zich op het hele spectrum van de wetenschappen: geesteswetenschappen, geneeskunde, natuurwetenschappen, rechten, economie, sociale wetenschappen en menswetenschappen. Het gaat immers, zo is de gedachte, om disciplines die elkaar kunnen versterken, verrijken en corrigeren.

Of Neerlandistiek daarin onmisbaar is, is een punt van discussie, zoveel is duidelijk. Maar om de discussie te beperken tot het aantal eerstejaars dat voor een studie ‘Literatuur en samenleving’ kiest, lijkt mij hoe dan ook een veel te beperkte focus.


Literatuur
J. Noordegraaf, ‘Het ei van Kuyper en andere verhalen’, in: J. Noordegraaf, B. Brouwenstijn (red.), Voor bepaalde tijd. Lustrumboekje Letteren 2005 (Amsterdam: Faculteit der Letteren Vrije Universiteit Amsterdam 2005), 3-20.

Jaarboeken VU, 1880-1990
, zie hier digitaal

Bron: Geheugen van de VU

  Omhoog
 


De zegen van de standaardtaal – Peter Debrabandere

1 maart 2019 - in Neerlandistiek

   
 

Het Vlaamse denken over standaardtaal moet ‘genezen’ en ‘gedeïdeologiseerd’ worden. Er moet een ‘grote schoonmaak’ gehouden worden. Vlamingen hebben ‘verlammende ideeën’ over taal. En het wordt tijd dat die ideeën ‘uit de voegen loskomen’. Zo valt te lezen in een opiniestuk van Stefan Grondelaers: De kwaal van de standaardtaal (De Standaard, 22-02-2019). Dat is even schrikken, vooral omdat Grondelaers lid was van de commissie die op verzoek van de Nederlandse Taalunie de nieuwe Visie op taalvariatie en taalvariatiebeleid (2019) geschreven heeft. En daar is de toon een stuk milder.

Vreemd is dat Grondelaers de overtuiging van de verdedigers van de Nederlandse standaardtaal een ideologie noemt, terwijl zijn eigen visie op het functioneren van taal in een maatschappij net zo goed ideologisch gekleurd is. Het is de ideologie van de variatie- of sociolinguïstiek. De hierboven al genoemde commissie bestond uitsluitend uit sociolinguïsten en dialectologen en steunde op een literatuur die voor een goed deel door henzelf geschreven is. Alleen al daardoor is de visie van de Taalunie (nu geleid door de sociolinguïst Hans Bennis) ideologisch gekleurd door de sociolinguïstiek.


Inhaalstandaardisering

Ik ben het goeddeels eens met de analyse van Grondelaers en de commissie: Vlaanderen zit inderdaad wat gewrongen met zijn standaardtaal. Er heerst inderdaad die paradox van een felle verdediging van de standaardtaal en een afkeer van de tussentaal. Maar die verdediging van de standaardtaal blijkt niet uit het enthousiaste gebruik dat van die taalvorm gemaakt wordt. Veel weldenkende Vlamingen verdedigen een taal die ze zelf niet zo goed spreken. Vlaanderen heeft door enkele eeuwen verfransing inderdaad grotendeels de boot van de standaardisering gemist zoals die in Nederland plaatsgevonden heeft. Daarom besloot het om die standaardtaal dan maar versneld uit Nederland te importeren. Hyperstandaardisering wordt dat proces in de sociolinguïstische literatuur genoemd (door Sarah Van Hoof en Jürgen Jaspers), een gekleurde term, die enig misprijzen voor de idealisten van de ABN-beweging uitdrukt. Ik betreur dat die term in de visietekst van de Taalunie kritiekloos overgenomen wordt en zou het proces neutraler inhaalstandaardisering noemen. En het klopt dat veel Vlamingen precies door die periode van versnelde standaardisering – die niet tot het gewenste resultaat geleid heeft – soms wat verwrongen denkbeelden hebben over het Nederlands in Vlaanderen.

In de visietekst van de Taalunie wordt aanbevolen om te erkennen dat taal altijd variabel is, om de noodzaak van talige normativiteit in bepaalde domeinen te erkennen, om uit te gaan van de taalgebruiker en zijn verbale repertoire en communicatieve behoeften, en om taalvariëteiten niet te ontmoedigen, maar om waardering, respect en registergevoeligheid te bevorderen. Dat zijn inderdaad zinvolle aanbevelingen. En hier en daar wordt in de tekst ook op het belang van de standaardtaal gewezen. Maar veel te weinig.


Onvoldoende beheersing van de standaardtaal

Het verschijnsel van de taalvariatie wordt te theoretisch benaderd, zo in de zin van: elk individu beschikt over een taalrepertoire en kiest daaruit een variant die past bij de gesprekssituatie. Maar dat lukt natuurlijk alleen als elk individu de standaardtaal voldoende beheerst. Van taalvariatie kan pas sprake zijn, d.w.z. je kunt pas variëren als je de standaardtaal als een van de mogelijke varianten kent. (Oh ja, je kunt natuurlijk ook meerdere regionale of sociale varianten beheersen en die met elkaar afwisselen, maar het is duidelijk dat hier variatie bedoeld is waarbij een van de varianten de standaardtaal is.) En daar wringt in Vlaanderen vaak de schoen. Men beheerst de standaardtaal niet voldoende en valt gemakshalve terug op een omgangstaal (tussentaal), die nauwelijks taalnormen kent, die wel in dialecten en in de standaardtaal voorkomen. Vormen uit dialecten en de standaardtaal dwarrelen er vrolijk door elkaar, zodat men in situaties waarin men dan echt de standaardtaal moet gaan spreken, zinnen produceert als: Jullie vergissen zich; Heb jij uw boek meegebracht?; Jij zijt die vrijwilliger; Wie zijn de mensen dat zoiets denken?


Herwaardering van het Standaardnederlands

Ik pleit er juist voor om de Nederlandse standaardtaal in het Vlaamse onderwijs te herwaarderen. En dat kan zeker samengaan met waardering voor taalvariatie en registervariatie. Maar in de superdiverse klassen van vandaag kun je maar moeilijk met de thuis- en schooltaalvariëteiten van alle leerlingen rekening houden. Men had ten tijde van de inhaalstandaardisering beter vanuit de dialecten gewerkt en via contrastief taalonderwijs de standaardtaal als een taalsysteem naast het dialectsysteem gepresenteerd, in plaats van het dialect te bestrijden. Maar daarvoor is het nu een beetje te laat. Zelfs in West-Vlaanderen zijn vergelijkingen met het dialect in de les Nederlands niet meer vanzelfsprekend. Jongeren kennen geen authentiek dialect meer. Hun dialect is een tussentaal geworden waaruit de grammaticale consistentie verdwenen is. Contrastief taalonderwijs is lastig als de uitgangstaal normatief inconsistent is, zodat een vergelijking met de standaardtaal als doeltaal moeilijk wordt. En toch is het de moeite waard om te proberen jongeren zo de standaardtaal bij te brengen. Door de vergelijking met dialect en/of omgangstaal uit je als leraar ook waardering voor die taalvariëteiten. En tegelijkertijd wijs je erop dat de standaardtaal andere regels heeft en leg je uit in welke communicatieve situaties je die taal hard nodig hebt.

In de visietekst van de Taalunie wordt de rol van de VRT als normbepaler voor het Standaardnederlands in Vlaanderen ter discussie gesteld. En volgens Grondelaers moet de VRT straks helpen het vastgeroeste Vlaamse denken over de standaardtaal te ‘deïdeologiseren’. Ik ben het ermee eens dat het Nieuwsnederlands van het VRT-journaal in het onderwijs niet het na te streven ideaal hoeft te zijn. Nieuwsnederlands is namelijk veeleer Voorleesnederlands, geen spontane gesproken taal. Maar als op de VRT in fictie en humor (waar spontane gesproken taal weerklinkt) alle variëteiten van het Nederlands toegestaan zijn, dan spreekt op de VRT iedereen in zulke programma’s dialect of omgangstaal (tussentaal). Zo wordt een beeld opgehangen van een standaardtaal die niet geschikt is voor vormen van spontane communicatie. Het Standaardnederlands wordt zo opgesloten in het reservaat van de informatieve programma’s. En dat terwijl er in Vlaanderen best wel mensen zijn die dagelijks in het Standaardnederlands communiceren. Het komt me voor dat de VRT daardoor sowieso zijn voortrekkersrol voor een stuk kwijt is. Daarom moet het onderwijs die taak weer op zich nemen en prioriteit geven aan het onderwijs van het Standaardnederlands. Die variant van het Nederlands moet op school geleerd worden en leraren moeten opgeleid worden om leerlingen de normen bij te brengen van het Standaardnederlands. Die taak heeft het Vlaamse onderwijs de jongste decennia enigszins verwaarloosd. De sociolinguïstiek zou het leren van de standaardtaal juist als een zegen moeten zien, want het is de voorwaarde voor taalvariatie.


Bron: Neerlandistiek

Peter Debrabandere is lector Nederlands, Duits, taal en bedrijf en copywriting aan de Hogeschool Vives in West-Vlaanderen.

Hij is lid van de Werkgroep Taal en Onderwijs van de Vereniging Vlaamse Academici (VVA) en lid van het Netwerk Didactiek Nederlands (NDN).

Hij is ook hoofdredacteur van het tijdschrift Neerlandia van het Algemeen Nederlands Verbond (ANV).


  Omhoog
 
Nieuw variatiebeleid bij de Taalunie en het taalgebruik van de VRT –

Ghislain Duchateau

 

   
 

NIEUW VARIATIEBELEID BIJ DE TAALUNIE

Dat is de titel die taaladviseur VRT Ruud Hendrickx gebruikt op VRTtaalnet om de nieuwe visietekst van de Nederlandse Taalunie over taalvariatie voor te stellen .

Uiteraard is de taaladviseur op het spoor gekomen van “De kwaal van de standaardtaal’ van sociolinguïst Stefan Grondelaers in De Standaard van 22 februari 2019. Die wenst een normverlaging van het taalbeleid van de VRT. Wellicht denkt Ruud Hendrickx hierbij aan de vele brieven en berichten die hij ontvangt die klagen over het taalgebruik in de openbare omroep. Vele mensen storen zich aan het gebruik vooral van toevallige medewerkers of gasten aan de omgangstaal die zij hanteren. Zij wensen dat iedereen die spreekt via de VRT zich in keurig Nederlands uitdrukt, vrij van tussentaalvormen en met een behoorlijk goede uitspraak en articulatie. De wens is groot om het Standaardnederlands zo perfect mogelijk te laten klinken op radio en TV. De omroepers zijn daarvan de lichtende voorbeelden.

Ruud Hendrickx in zijn tekst vat heel precies samen waarvoor de visietekst van de Taalunie staat en wat de bedoeling daarvan is . Hij verwijst ook naar de intentie van de Taalunie om het taalvariatiebeleid te implementeren dat daarbij op korte of langere termijn zou moeten aansluiten. En dan stapt hij resoluut over op de nogal grove opinietekst van Grondelaers met een citaat uit zijn fameus artikel in De Standaard. En dan stopt zijn tekst ineens. Ja, tot echte verbazing van zijn lezer, stopt die tekst.

De taaladviseur is blijkbaar heel voorzichtig in deze aangelegenheid. Hij wil hier zeker geen eigen opinie laten doorklinken. Wellicht zou de lezer van de tekst daarbij toch ook wel eens kunnen denken dat de taaladviseur de visie van de variatie-activist Grondelaers bijtreedt. We weten immers dat het huidige taalcharter van de VRT voor herziening vatbaar is. Waar de huidige versie al een normverlaging laat zien en waar ook uit de praktijk van de sprekers op de openbare omroep blijkt dat zij wel losser met hun eigen taalgebruik omgaan, zou het wel kunnen dat er binnenskamers in de VRT opiniemakers om opportunistische populariseringsredenen die verdere normverlaging die Grondelaers beoogt, gunstig gezind zijn. We weten dat er ook een nieuwe beheersovereenkomst van de overheid met de openbare omroep in het verschiet komt. Dat variatiebeleid met die normverlaging zou naar de wens van sommigen wel eens kunnen verankerd worden in die beheersovereenkomst. Of dat welkom is bij de weldenkende consument van de omroepen, daar lijken ze binnenskamers zich toch wel niet te veel van aan te trekken.

We verwijzen graag naar het huidige Taalcharter van de VRT met zijn zes artikelen:

Artikel 1 luidt tot op de laatste alinea na als volgt:

De VRT wil de norm voor de standaardtaal in Vlaanderen mee bepalen.
Daarom hanteren alle VRT-medewerkers in hun publieke uitingen en contacten aantrekkelijk, helder en correct Nederlands. Ze gebruiken de standaardtaal in verschillende registers en verglijden niet in tussentaal en dialect. Onder ‘standaardtaal’ verstaat de VRT Nederlands dat taalbewuste sprekers in het publieke domein gebruiken wanneer zij hun taal verzorgen.


Het zou bijzonder jammer zijn als aan dit eerste en belangrijkste artikel in het Taalcharter nog maar met een letter getornd zou worden.

Vlamingen, blijf letten op uw taalbelangen. De taaladviseur – hoe keurig en vlot zijn eigen Nederlands ook klinkt – zal er wellicht de meubels niet redden.

Ghislain Duchateau,
didacticus Nederlands – coördinator Werkgroep Taal en Onderwijs van de
Vereniging Vlaamse Academici (VVA)

  Omhoog
 

‘Oemarcheerta?’

Bij de uitreiking van de Orde van de Vlaamse Leeuw aan Johan Laeremans

13 juli 2018 An De Moor


   
 

Beklijvend uittreksel uit de toespraak - TROTS op ...

"We moeten trots zijn op het Nederlands. Het is een prachtige taal en dat illustreert het Aalsterse 11-julicomité elk jaar door de Pieter Van Aelst-prijs uit te reiken aan een zaak met een mooie Nederlandse naam die klankrijk is, pittig of met historische faam. Het Nederlands bindt zowel nieuwe als oude Vlamingen en vormt een belangrijk deel, misschien wel het belangrijkste deel van onze identiteit. En onze identiteit moeten we koesteren en bewaren. Paul Scheffer heeft gelijk als hij schrijft: ‘Een gemakzuchtig multiculturalisme maakt school omdat we onvoldoende onder woorden brengen wat onze samenleving bijeenhoudt […] Een samenleving die zichzelf verloochent, heeft nieuwkomers niets te bieden’."

‘Oemarcheerta?’ Voor mij roept deze vraag mooie herinneringen op aan een avond begin april van dit jaar toen ik op uitnodiging van Johan Laeremans een lezing mocht houden over de toekomst van het Nederlands voor zijn VVB-afdeling Grimbergen. Ik werd er voorgesteld door een trots moeke en vake Laeremans aan hun kinderen en kleinkinderen die kwamen ‘supporteren’. Allemaal hadden ze mooie Vlaamse namen, herinner ik mij nog. En dat de liefde voor het Standaardnederlands en voor Vlaanderen duidelijk met de paplepel was ingegoten. Een voorbeeld voor velen in Vlaanderenland!

Ik kan in dit verband hier in Aalst moeilijk verwijzen naar Dendermondenaar Prudens Van Duyse met zijn ‘De tael is gans het volk’ maar ik denk, meneer Laeremans, dat de dichtregels van de Friese dichter Ed Hoornik u op het lijf geschreven zijn: ‘Niet in mijn dorpen en mijn elf steden, niet in mijn meren en mijn heerlijkheden ben ik het meest mijzelf, maar in mijn taal, het instrument waardoor ik ademhaal.’

Meneer Laeremans, herinnert u zich nog hoe dat zat met ‘Oemarcheerta’? Ik help u even. Met die vraag stond een Syrische student enige tijd geleden aan de deur van mijn bureau. Ik had hem een aantal taallessen gegeven om zijn slaagkansen te verhogen want zijn ingenieursdiploma uit zijn thuisland werd in ons land niet erkend. De eerste vraag op zijn eerste mondelinge examen klonk Chinees in zijn oren: hij had een toestel voor zich gekregen met daarbij de vraag in tussentaal ‘Oemarcheerta?’. Hij moest het antwoord schuldig blijven want de docent verduidelijkte niet in Standaardnederlands dat de vraag heel eenvoudig was: ‘Hoe werkt dit toestel?’


Standaardnederlands

Eind mei nam ik deel  aan een rondetafelgesprek over ‘Taal bij de omroep’ georganiseerd door de VRT over de vraag of het huidige Taalcharter van de VRT geactualiseerd moet worden. Dat charter luidt nu: ‘De VRT hanteert de standaardtaal. Tussentaal en dialect kunnen enkel per uitzondering en in het belang van een breder concept van een programma en/of andere mediadienst.’ Het kruim van de VRT-presentatoren was die avond aanwezig en kwam al snel eensgezind tot het besluit: ‘Standaardnederlandssprekers zijn elitair en een uitstervend ras. De VRT moet dus het Taalcharter aanpassen en regionale taalvarianten aanvaarden, inclusief tussentaal, op voorwaarde dat de taal te begrijpen is.’ Een prof uit de lerarenopleiding van de UAntwerpen voegde eraan toe: ‘Ik wil horen vanwaar iemand komt’, hierbij fel bijgetreden door onder meer TV-kok Jeroen Meus. De kans is dus groot dat we vanaf nu in een feuilleton dat zich afspeelt in een authentieke Aalsterse familie één zoon Antwerps horen praten en zijn broer Hasselts. Dit is vreemd in deze tijden van internationalisering en met de mogelijkheden van een eigen internationaal taalgebied met een afzetgebied van Poperinge tot Groningen. Het ziet er bovendien naar uit dat we binnen afzienbare tijd tussentaal zoals ‘Oemarcheerta’ binnenkort ook bij de duidingsprogramma’s van de openbare omroep zullen horen. Let wel, ik heb het hier niet over Standaardnederlands met Aalsterse klanken of accenten. Ik zou niet durven hier in Olsjt waar nog maar pas de straatnaamborden een Olsjterse vertaling hebben gekregen. We hebben zoveel rijkdom dat we geen nieuwe taal moeten creëren. Een dialect is een rijke taal die we moeten koesteren. Een dialect heeft wortels. Een dialect is authentiek, tussentaal niet. Tussentaal of Verkavelingsvlaams is een slechte en arme vorm van dialectgebruik.

Dit proces begon al in de vorige eeuw. Gesproken taal werd belangrijker door de uitvinding van de telefoon en allerlei technieken om spraak op te nemen. De laatste twintig jaar gaat het pas echt hard. Vooral sinds de komst van VTM moet de standaardtaal meer en meer wijken voor een taalgebruik dat aangepast is aan de doelgroep, en wie zich krampachtig vasthoudt aan de norm wordt een beetje als marginaal beschouwd.

Tussen haakjes: tegenstanders van het Standaardnederlands vergeten dat nieuwkomers zoals mijn Syrische student zo snel mogelijk Nederlands willen kennen, lees: integreren en werk vinden. Omdat elke tussentaal regionaal gekleurd is, net zoals elk dialect, help je hiermee anderstalige nieuwe landgenoten niet. Deze mensen wonen de eerste jaren zelden lang in dezelfde streek en hebben dus een houvast nodig. De enige taal – de enige weg – is die van het Standaardnederlands, dé motor bij uitstek voor integratie. Taal is dé bouwsteen van een gemeenschap.

Minister Crevits ging in recentelijk in een Vlaamse krant nog iets verder: ‘Taal is alles’, liet ze optekenen. En: ‘De lat lager leggen mogen we zeker niet’, voegt ze er in interviews herhaaldelijk aan toe. Toch gebeurt dat in de praktijk wel. U las misschien het Twitterbericht van onderwijsspecialist Dirk Van Damme (22 mei 2018): ‘Er komen erg verontrustende signalen uit de commissies die de eindtermen voorbereiden. De lat wordt erg laag gelegd door een merkwaardige coalitie van netten die de vrijheid voor leerplannen willen maximaliseren en experten die menen dat de lat laag leggen goed zou zijn voor gelijke kansen.’ Waarom mogen we geen inspanningen meer vragen van leerlingen?


Zelfgenoegzaamheid

De middelmatigheid en onze zelfgenoegzaamheid laten zich intussen zien in de cijfers. Het zo geroemde Vlaamse onderwijs zakt weg in internationale rangschikkingen. Zo kwamen de resultaten van de PIRLS-studie hard aan. (PIRLS staat voor ‘Progress in International Reading Literacy Study). In die studie naar taalontwikkeling haalt nog maar 4 procent van de Vlaamse leerlingen het hoogste niveau. Dat was ooit anders. Vier procent is evenveel als Frankrijk, maar landen als Trinidad, Slovakije, Italië en Spanje doen het zowaar beter. Opkomende landen uit Azië en Oost-Europa drogen ons af met cijfers boven de 10 en 20 procent.

De lat moet dus hoger, voor elke leerling en – oh taboe – voor elke leraar. Het zijn hoe langer hoe minder de besten die lesgeven aan onze kinderen, stel ook ik vast als ik verslagen lees van laatstejaarsstudenten uit de lerarenopleidingen. Vandaar mijn oproep: investeer in goed onderwijs dat voor iedereen toegankelijk is en ook een elite aflevert. En: maak het beroep van leraar aantrekkelijker.

Jan Seghers van Het Laatste Nieuws slaat nagels met koppen als hij schrijft, ik citeer: ‘Het op zich legitieme gelijkheidsstreven in het Vlaamse onderwijs heeft perverse neveneffecten. De aandacht voor het individuele kind heeft het algemeen niveau verlaagd. De leefwereld van het kind is de pedagogische norm geworden, veeleisendheid een inbreuk op zijn rechten. Een zesje volstaat toch? Entertainment in de klas primeert op herhaling en instructie, het aanleren van vaardigheden primeert op de overdracht van kennis. Dat is de wereld op zijn kop want zonder actieve basiskennis geen inzicht, geen begrijpend lezen, geen verbanden, geen gestaafde meningen. Wie geen tekst doorgrondt, doorgrondt na school ook de wereld niet.’ Leraren zoals Jirka Claessens (DS, 7 juni 2018) geven in opinieartikels aan dat ze verveld zijn tot een coach die het opzoekwerk leidt. Kennisoverdracht is een vloek geworden, en spelling en grammatica zijn niet meer van deze tijd.

Bovendien blijken welbevinden en erbij horen belangrijker te zijn dan excelleren. Dat is vreemd want wat leert ons de voetbalgekte? We willen de beste van de wereld zijn. We leggen de lat zeer hoog en selecteren alleen de besten. We proberen hun prestatieniveau met alle middelen maximaal  op te drijven. Deze aanpak vormt rolmodellen die als voorbeeld en als stimulans dienen voor de minder goeden. Niemand protesteert tegen dit elitaire denken. Niemand spreekt van discriminatie. Niemand  pleit voor gelijke behandeling. Voor alle duidelijkheid: ik heb het hier niet over ons onderwijs laat staan over de taalvaardigheid in Nederlands, Engels of Frans maar over de belangrijkste bijzaak: voetbal!


Trots

We moeten trots zijn op het Nederlands. Het is een prachtige taal en dat illustreert het Aalsterse 11-julicomité elk jaar door de Pieter Van Aelst-prijs uit te reiken aan een zaak met een mooie Nederlandse naam die klankrijk is, pittig of met historische faam. Het Nederlands bindt zowel nieuwe als oude Vlamingen en vormt een belangrijk deel, misschien wel het belangrijkste deel van onze identiteit. En onze identiteit moeten we koesteren en bewaren. Paul Scheffer heeft gelijk als hij schrijft: ‘Een gemakzuchtig multiculturalisme maakt school omdat we onvoldoende onder woorden brengen wat onze samenleving bijeenhoudt […] Een samenleving die zichzelf verloochent, heeft nieuwkomers niets te bieden’.

Bilal Benyaich, politicoloog van de VUB, legt uit: ‘Het probleem zit ook bij de zwakke Vlaamse identiteit van de autochtone bevolking. Als je zelf niet goed weet wie je bent, laat je niet makkelijk mensen tot jouw groep toe, of in het ander extreem relativeer je cultuurverschillen tot in het absurde.’ Het omarmen van identiteit kan heel veel positieve energie losmaken. Een beetje trots brengt ook zelfrespect en voluntarisme met zich mee.

In een geglobaliseerde wereld is het loslaten van een gezamenlijke taal- en cultuurpolitiek evenwel nefast voor Vlaanderen. In een wereld die voortdurend verandert, is het hebben van een duidelijke identiteit de enige manier om stand te houden. Een land met samenhorigheid, met een identiteit, komt op voor zijn belangen, vecht voor zijn welvaart, zijn mensen, voor zijn taal.

Sinds 1973, intussen ook al 45 jaar geleden, is 11 juli de officiële feestdag van onze Vlaamse gemeenschap. Ik gebruik bewust het woord ‘gemeenschap’. Omdat het een feestdag is voor alle Vlamingen. Voor de overtuigden maar evenzeer voor de nog niet helemaal overtuigden. Voor de idealisten van weleer en de realisten van vandaag. Voor al wie zich hier thuis voelt.

Bron: Doorbraak

An De Moor is, behalve Coördinator Ontwikkelingssamenwerking, ook Talenbeleidcoördinator  van alle professionele bacheloropleidingen aan de Odisee‐hogeschool. Daarnaast is ze onder  meer vicevoorzitter van het Nederlands‐Vlaams Platform Taalbeleid Hoger Onderwijs en lid  van de Raad voor Nederlandse Taal en Letteren.

In 2016 werd zij laureaat van de VVA-prijs als academica van het jaar. Zij is lid van de Werkgroep Taal en Onderwijs van de VVA en van het Netwerk Didactiek Nederlands (NDN).

Ze is voorzitter van de Vereniging Vlaanderen-Europa en organiseert jaarlijks de viering van de Vlaamse feestdag “Vlaanderen feest”.


 

Omhoog

 


Kroniek van Taal en Onderwijs 4 – Ghislain Duchateau

16 februari 2019


   
 
Voor deze vierde kroniek over de periode van oktober 2018 tot vandaag behandelen we drie thema’s:

1. Het onderhoud van de Werkgroep Taal en Onderwijs met de heer Lieven Boeve en zijn medewerkster Cindy Lammens

2. De ommezwaai van de leerdoelen in de middelbare scholen vanaf september 2019

3. De nieuwe visietekst van de Nederlandse Taalunie rond taalvariatie.


Gesprek met de heer Lieven Boeve en zijn medewerkster Cindy Lammens

We sluiten hierbij direct aan bij wat wij in onze vorige Kroniek aan de Centrale Raad van de VVA hebben meegedeeld. N.a.v. de beslissing van het beleidsteam van het Vlaams Katholiek Onderwijs om vanaf 1 september 2019 in het eerste jaar middelbaar onderwijs het lesurental te verminderen met één lesuur per week schreven wij een brief aan het beleidsteam, vroegen we na diens antwoord op onze open brief een onderhoud aan met de heer Lieven Boeve, directeur-generaal van de katholieke koepel om onze argumenten te verduidelijken en erop aan te dringen dat ze verdisconteerd zouden worden in het beleid van de koepel.
Op woensdag 15 januari 2019 te 11 u werd een vertegenwoordiging van de Werkgroep Taal en Onderwijs ontvangen in het kantoor van de heer Lieve Boeve, die geassisteerd werd door de teamverantwoordelijke Cindy Lammens. Vanuit de Werkgroep Taal en Onderwijs namen deel aan het gesprek: onze voorzitter Paul Becue, An De Moor, Peter Debrabandere en ikzelf. Gedurende anderhalf uur voerden we met hen een ruime gedachtewisseling rond de hervorming van het secundair onderwijs en de nieuwe eindtermen.

Over dat gesprek schreef ik zelf een opvolgingstekst t.i.v. de Werkgroep, de Centrale Raad en de VVA-leden in het algemeen. Uit het gesprek bleek het grote belang voor het Katholiek Onderwijs van het nieuwe vak Mens en Samenleving, waardoor het vak Nederlands dat lesuur heeft moeten prijsgeven. De beoogde leerinhouden voor dat vak zouden afdoende in de eerste twee jaren van de 1ste graad kunnen worden behandeld, zodat die maatregel zeker niet van toepassing zal worden in de 2de en 3de graad van de middelbare scholen.
De heer Boeve beklemtoonde dat voor remediëring, uitbreiding en verdieping van het vak Nederlands voor bepaalde leerlingen en leerlingengroepen elke school het initiatief kan nemen om in het complementair gedeelte van het lessenpakket extra uren voor het vak Nederlands te organiseren.

Van onze kant kregen we ruim de gelegenheid om een aantal didactische aspecten van het onderwijs Nederlands als bijzondere punten onder de aandacht te brengen van onze beide gesprekspartners. Wij waren het meer dan goeddeels eens over het belang van taalontwikkelend of taalgericht lesgeven, een aanpak waarvan nog heel wat leraren overtuigd moeten worden.

Verder waren we het er eenstemmig over eens dat de implementatie van de nieuwe eindtermen enorm veel zal vereisen van de leraren en van de leraren Nederlands in het directe werkveld.

Ook konden we het belang van het gebruik in de scholen en in de klassen van het Standaardnederlands nog eens beklemtonen.

De opvolgingstekst kunt u vinden via de pagina ‘Artikels rond taal, taalgebruik en taalpolitiek’ van de website van de VVA-Nationaal. In de laatste alinea hebben wij het over ons onderhoud in Brussel van 15 januari 2019 en daarin klikt u in de laatste zin de koppeling aan voor de opvolgingstekst. Op het einde van die tekst vindt u ook de koppelingen naar de eindtermen voor de 1ste graad van het middelbaar onderwijs en het daarbij aansluitend leerplan van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen. Op die pagina vindt u trouwens het hele dossiertje rond deze thematiek.



De ommezwaai van de leerdoelen in de middelbare scholen vanaf september 2019

Samen met de structurele hervorming van het secundair onderwijs in Vlaanderen worden nieuwe eindtermen, nieuwe leerplannen en nieuwe handboeken voor de verschillende vakken ingevoerd.
In ons hoofdstuk over het gesprek met Lieven Boeve hebben we al verwezen naar de opname op het einde van onze opvolgingstekst naar die nieuwe eindtermen en de leerplannen van de 1ste graad van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen. Ook de leerplannen van het Gemeenschapsonderwijs zijn klaar, maar ze zijn nog niet gepubliceerd. We verwachten dat die parallel lopen met die van de andere koepel, maar ze worden heel anders gepresenteerd.

De eindtermen met daarop gebaseerd de leerplannen en de nieuwe handboeken die daarbij aansluiten, zullen voor de leraren in het werkveld een hele ommezwaai betekenen en zullen de taaklast althans tijdelijk zeker ernstig doen toenemen. Er worden zowel in het middelbaar onderwijs als in de lerarenopleidingen op dit ogenblik ruim wat studiedagen georganiseerd om de leraren en de lectoren van de hogescholen vertrouwd te maken met die vernieuwing. Ook de begeleidingsteams voor de respectieve vakken kregen de opdracht zo ruim mogelijk de leraren te helpen de vernieuwing te implementeren.

De eindtermen zijn minimum onderwijsdoelen die moeten worden bereikt door alle leerlingen.
In de systematiek van de eindtermen onderscheiden wij 16 sleutelcompetenties, waarvan een ervan slaat op competenties voor het Nederlands. Daarnaast zijn er voor het Nederlands uitbreidingsdoelen, extra doelen bovenop de eindtermen m.b.t. competenties in het Nederlands te bereiken door een bepaalde leerlingenpopulatie.

Heel specifiek en nieuw in de systematiek van de eindtermen zijn de ‘transversale’ eindtermen.
‘De eindtermen bevatten een resem “transversale” eindtermen (bv. rond kritisch omgaan met een overvloed aan informatie, burgerschap, duurzaam leven, omgaan met zoekmachines …). Transversaal betekent dat deze eindtermen veel verschillende “vakken” van het curriculum doordringen. Het zijn dus geen vakoverstijgende eindtermen in de oude betekenis van het woord, maar vakdoordringende eindtermen. Of beter (en de nuance is cruciaal), vakkendoordringende eindtermen. Dit zijn het soort eindtermen die veelvuldige inoefening, uitdieping, theoretische reflectie nodig hebben aan de hand van herhaalde ontmoeting in diverse contexten.’ (Kris Van den Branden – De nieuwe eindtermen: het pad naar de toekomst? Open brief aan leerplanontwikkelaars en uitgeverijen 8-8-218)



De nieuwe visietekst van de Nederlandse Taalunie rond taalvariatie

Op 8 februari 2019 ontving ik vanwege de Taalunie een bericht over de publicatie van het rapport Visie op taalvariatie en taalvariatiebeleid en het bijbehorende implementatieplan.

‘In 2018 heeft een commissie van deskundigen, onder voorzitterschap van prof. Reinhild Vandekerckhove, een visietekst opgesteld over taalvariatie en taalvariatiebeleid. De commissie deed dat op verzoek van het Algemeen Secretariaat van de Taalunie. De input die tijdens de rondetafelbijeenkomst in Rotterdam op 14 maart 2018 is gegeven en de reacties die wij na afloop van de bijeenkomst hebben gekregen, zijn in deze visietekst verwerkt.

Op basis van de visietekst heeft het Algemeen Secretariaat een implementatieplan opgesteld. In dat plan beschrijft het Algemeen Secretariaat welke aspecten van de visie het overneemt en hoe het de implementatie van de visie ziet in het eigen beleid. Het Comité van Ministers (CM) van de Taalunie heeft in december 2018 kennisgenomen van de visietekst en ingestemd met de contouren van het implementatieplan.

Het vertrekpunt voor de actualisering van de visietekst was het rapport Variatie in het Nederlands: eenheid in verscheidenheid. Taalvariatiebeleid in Taalunieverband uit 2003, opgesteld door de Werkgroep Variatiebeleid van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren.’

Zowel An De Moor, die lid is van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren van de Taalunie, als ikzelf, die op 14 maart 2018 uitgenodigd was op de rondetafelbijeenkomst in Rotterdam, zijn niet onverdeeld gelukkig met het resultaat van de commissie van deskundigen. Die was exclusief samengesteld uit sociolinguïsten en taalkundigen. In hun concept van taalvariatie blijkt dat er nauwelijks nog Standaardnederlands wordt gesproken wat in tegenspraak is met de taalwerkelijkheid. Ook de plaats van het Standaardnederlands in dat rapport is onvoldoende prominent. De onderliggende ideologie van het postmodernisme met zijn accent op individualisme lijkt bepalend te zijn voor de plaats die gegund wordt aan de standaardtaal.

Daarbij is voor mij op dit ogenblik het implementatieplan voor dat taalvariatiebeleid verontrustend voor de positie en de impact daarvan in de onderwijspraktijk. De centrale vraag daarin volgens het Algemeen Secretariaat van de Taalunie is: hoe om te gaan met taalvariatie in relatie tot de standaardtaal?

Deze bedenkingen hoeven niet te leiden tot een volstrekte afwijzing van de nieuwe visietekst rond taalvariatie, waarin heel wat plausibel gedachtegoed wordt voorgesteld. Alleszins brengt het rapport manifest weer de courante overaccentuering van taalvariatie in het taaldiscours met ook een te verwachten weerslag op het onderwijs, waar taal, taalverwerving en adequaat taalgebruik zo enorm belangrijk zijn.

  • De visietekst taalvariatie en taalvariatiebeleid van de commissie-Vandekerckhove

  • Het implementatieplan taalvariatiebeleid van het Algemeen Secretariaat

Tot slot

Daarmee sluiten we Kroniek 4 van Taal en Onderwijs.
Het gesprek met Lieven Boeve was indringend en zinvol. De eindtermen en de leerplannen komen zwaar over voor de leraren en zullen heel wat inspanningen vragen om ze toe te passen. De visietekst van de Taalunie rond taalvariatie en taalvariatiebeleid vergen een blijvende kritische observatie en zo nodig van ons een wederwoord.


Ghislain Duchâteau

Coördinator Werkgroep Taal en Onderwijs van de VVA

  Omhoog
 

Verlichting Nu - Steven Pinker / Pro en contra

13 februari 2019

   
 

'Onze angst om iets te verliezen is groter dan onze vreugde wanneer we iets bereiken. We laten ons te veel leiden door pessimisme'

Steven Pinker



Steven Pinker in 2011

 

Steven Pinker, ‘Verlichting nu’. Pro


Hij die hoopt…

Met rationaliteit en humanisme strijdt Steven Pinker tegen een contraverlichting van populisten en ‘progressofoben’. Zijn Verlichting nu is een meeslepende must read.

Ralf Bodelier

Artikel pro De Groene


Steven Pinker, ‘Verlichting nu’. Contra

 

Hij die wanhoopt…

In zijn hosanna over de Verlichting schuift Steven Pinker de revolutionairen, journalisten, vakbondsleden en denkers die de vooruitgang sinds de achttiende eeuw mede mogelijk maakten laatdunkend terzijde.

Thijs Kleinpaste

Artickel contra De Groene

Zowel het artikel PRO als het artikel CONTRA zijn beslist grondige lectuur waard.
Kunnen we nu echt komen tot een eigen mening? Neen, daartoe is de lectuur van het boek zelf de meest aangewezen weg. En die weg lopen is lang, want het boek is dik. Wie tijd kan maken en na de lectuur kan reflecteren over de optimistische visie van  Pinker, die kan het weten. In elk geval is het boek bijzonder verrijkend. Koop het en lees het als dat kan.

Ghislain Duchateau

Steven Pinker zelf aan het woord

'Als we geen waardering opbrengen voor wat de Verlichting ons heeft gebracht, dan verliezen we alles wat is opgebouwd.'

Steven Pinker

Video Vimeo - Enlightenment Now | Steven Pinker | (februari 2018) 54’56”

  Omhoog
 


De biografie van prof. Herman Uyttersprot


   
 

Hij was mijn hoogleraar Duitse en moderne Europese letterkunde aan de toenmalige Rijksuniversiteit Gent in de jaren 1955-1959.

Als prof heeft hij bij mij een onvergetelijke indruk nagelaten. De belangstelling die hij toen bij mij voor Heine, Kleist, Kafka, Rilke en ... Van Ostayen heeft opgewekt is onuitwisbaar. Op 19 januari 2019 stelde Joris Dedeurwaerder zijn Biografie van Herman Uyttersprot voor in het Liberaal Archief/Liberales in Gent. Het was een blij weerzien met mijn studiegenoot Joris, die nu na jaren onverdroten vlijt zijn boek van 723 bladzijden in harde kaft publiek kon voorstellen voor een goed gevulde zaal met zowat honderd toehoorders. Een mooie foto van de hoogleraar Herman Uyttersprot prijkt op het voorplat.

Al in 2013 schreef Joris Dedeurwaerder een korte karakterisering van de hoogleraar. Hij begon zijn tekst met deze zinnen:

"Germanist en vrijzinnige Herman Uyttersprot omringde zich heel zijn leven met dichters en schrijvers, letterlijk en figuurlijk: zijn leermeesters waren onder andere Karel Van de Woestijne en Franz De Backer; hij las en publiceerde over Heine, von Kleist, Kafka, van Ostaijen en Rilke en Louis Paul Boon en Johan Daisne waren zijn vrienden. Uyttersprot vervulde zo een schakelrol in de letterkunde en bracht zijn liefde voor literatuur en poëzie over op talloze studenten."

U kunt hier zijn tekst lezen

Ook Willy Bultereys schetst op de website van Literair Gent het leven en het werk van Herman Uyttersprot

De uitgever schrijft o.m. over de Biografie het volgende:
‘Deze vlot geschreven biografie biedt een indringende kijk op het leven van Herman Uyttersprot met aandacht voor de tijdgeest en de intellectuele ontwikkeling van de hoofdfiguur. Tegelijkertijd beschrijft en analyseert de auteur de intellectuele arbeid waarmee hij naam heeft gemaakt in de toenmalige academische wereld.’

Bij de lectuur van de eerste 200 bladzijden, vooral bij de behandeling van de schrijvers Heine en von Kleist, ervoer ik herhaaldelijk weer de sfeer van de colleges van de vereerde hoogleraar nu zowat 62 jaar geleden. De tekst werd inderdaad vlot geschreven met een indringende kijk op de grote figuren uit de 19de-eeuwse Duitse literatuur.

Het mooi uitgegeven boek kost € 40. U kunt het bestellen via info@liberas.eu

Foto’s van de boekpresentatie in Gent op zaterdag 19 januari 2019

Het boek Joris Dedeurwaerder bespreekt het ontstaan van zijn Biografie
Em. prof. dr. E. Verhofstadt, 93, houdt een prijzende inleiding Veel belangstelling in de zaal

Ghislain Duchâteau

  Omhoog
 

“Mijn kleine Congo”                       

              Denkende aan het vernieuwde Africa-Museum in Tervuren
              naar aanleiding van het bezoek van de VVA-Limburg op 24 januari 2019

Joris Luyckx 

   
 

Destijds had ik een groottante die de algemene overste was van een kloosterorde.
Bij een bezoek als kleuter mocht ik naar hartelust rondlopen in de ontvangstkamer van het klooster. Er was een rode “parloir“ en een groene “parloir”, zo genoemd naar de aankleding. De rode parloir boeide mij het meeste omdat er een opgezette tijger en luipaard stond. Bezoekende abten en monseigneurs kwamen tussen deze fauna lekker tafelen bij een goede fles Bourgogne.

Er waren ook talrijke afbeeldingen van missiezusters en paters in Midden-Afrika. Sommigen werden vervoerd in een draagstoel door de zwarte mensen die men toen “negers” noemde.

Er stonden ook enkele missiespaarpotjes met daarop een lachend zwart kindje dat dankbaar knikte als je er een muntstukje instak .

In die tijd zag je nooit een zwarte man in het straatbeeld tenzij op de jaarlijkse kermiskoers waar een Congolees rondliep die steeds “Bomma“ riep. Dat was een soort karamel of kauwgum.

Kwam een Midden-Afrikaan aan de deur dan waren de mensen opgeschrikt al smeekte die om niet bang te zijn.

Vijfhonderd jaar lang waren Afrikanen mensen die wat donkerder waren dan blanken. Daarna werden ze afgebeeld als dom, lui, wild of gevaarlijk. Dat beeld slijt traag zoals vele stereotypen. Ook het beeld van de huisslaaf of Zwarte Piet.

In 1960 kwam de onafhankelijkheid van Congo “Indipenda” genoemd. Het nationale lied was “Indépendance Cha Cha“ gezongen door citoyen Joseph Kabasele, genoemd Grand Kallé, met zijn ensemble van African Jazz.

De tekst was een verheerlijking van de onafhankelijkheid en de zwarte promotoren of hoofdrolspelers Bolikango, Kasavubu, Lumumba, Kalonji, Bolye, Tshombe, Kamitatu, Essandra Mbuta Kanza enz…

“Indépendance cha cha to zuwi ye !
  O Kimpwanza cha cha tuba kidé
  Oh Table Ronde cha-cha ba gagner O
  Oh Libanda cha cha tozuwi ye« 

De Belgische politici mochten bij de onderhandelingen aan de lunch genieten van Vlaamse schlagers «En de poembak, de poembak is kapot …» of «O was ik maar bij moeder thuis gebleven…« gezongen door een populaire Congolese vedette.

Het was feest en de jonge Congolezen zagen al mooie fietsen als een manna uit de hemel vallen.

Weldra kwam de ontnuchtering en beleefden de Belgen een bittere uittocht uit de voormalige kolonie.

Vandaag, zestig jaar later, bezoeken we het Africa-Museum in Tervuren, dat honderdtwintig jaar geleden gesticht werd door Leopold II als een propagandamachine. Vandaag noemt het vernieuwde museum dat kolonialisme fout en racistisch.

Het was een schattig curiosum bevroren in de tijd. Een plek met een hoog Kuifje-in-Congogehalte. Zo werden de charmes van het Africa-Museum in Tervuren vaak omschreven. Bezoekers troffen er een pleisterplek, teruggekatapulteerd in de tijd, met een majestatische architectuur ingebed in Franse tuinen en sierlijke vijvers .

Maar evengoed werd het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika zoals het officieel heet, streng veroordeeld als een schrijn voor het kolonialisme dat de glorie uitbazuinde voor Leopold II.

Het museum knoopte nauwe banden aan met de Afrikaanse gemeenschap in ons land en met Afrikaanse wetenschappers. Maar de gedachte dat het museum honderd jaar lang meegewerkt zou hebben aan het verspreiden van racistische boodschappen en het superioriteitsgevoel van westerlingen kleurde mee het debat.

Opeenvolgende tentoonstellingen waren pogingen om de rol van Leopold II scherp te stellen.
Er kwam een nieuwe collectiepresentatie met verklarende zaalbordjes. Het woord “tam-tam“ werd vervangen door “spleettrommel” en “hut“ door “huis“.

In het oude Koloniënpaleis van Tervuren vult de oogst van 120 jaar collectioneren de onafzienbare rij ladenkasten met tienduizenden fruitvliegen netjes opgeprikt.

Het was dank zij een schedel uit het museum van Tervuren dat een wetenschapper voor het eerst tot het inzicht kwam dat er in Congo een mensaap leefde die nog door geen enkele westerling was beschreven: de bonobo.

Een ding moest zeker anders zijn in het nieuwe Africa-Museum van Tervuren: de Afrikaanse diaspora moesten erbij betrokken worden. “Zolang dit museum de macht niet deelt, is het niet gedekoloniseerd “.

Het museum is een keuze voor meerstemmigheid: het heden dat het verleden aanvult, de Afrikaanse blik die de dominante westerse blik doorkruist.

Joris Luyckx


  Omhoog
 

Vlindernet voor democratie – Matthias Storme

Erevoorzitter VVA Matthias storme maakt zich zorgen over de inperking van de parlementaire democratie door rechtscolleges

   
 

Reeds vele jaren stijgt in ons land zoals in vele andere Europese landen het ongenoegen over de in bepaalde opzichten steeds verdergaande inperking van de bevoegdheid van de parlementaire democratie door uitspraken van internationale of nationale rechtscolleges. Enerzijds is het vanzelfsprekend noodzakelijk dat onafhankelijke rechters ook beslissingen van de overheid kunnen toetsen aan de wet en onwettige beslissingen nietig verklaren, en nuttig wanneer ze ook wetten kunnen terzijde schuiven die fundamentele vrijheden inperken. Een grondwet dient nu eenmaal juist ook om de bevoegdheid van de overheid om die vrijheden te beperken in te perken.

Universeel tegen discriminatie

Maar rechtscolleges zijn sinds enkele decennia ook steeds verder gegaan in het uitvinden van bijkomende mensenrechten die in grote mate niet die vrijheden beschermen, maar ze steeds meer ook zijn gaan inperken. Nu heeft de crisis rond het Migratiecompact van de VN bij velen ook doen inzien dat dat rechterlijk activisme vaak niet op zichzelf staat, maar deel uitmaakt van een heel netwerk aan activiteiten van internationale instellingen en niet-gouvernementele lobby’s om overal ter wereld een governance op te leggen, volkeren te onderwerpen aan een transnationaal management dat zich van de mensenrechten bedient als een krachtig wapen om eenieder in de pas te doen lopen.

Het gaat daarbij overigens helemaal niet alleen om migratie, maar ook om tal van andere elementen van een zogenaamd liberale ideologie (die met klassiek liberalisme weinig te maken heeft, behalve een zekere overlap waar het om vrijhandel gaat). Het netwerk is ook bijzonder actief inzake het promoten van allerlei bijzondere rechten van diverse zogenaamde minderheden, inzake het opleggen van een bevolkingspolitiek, systemen van opvoeding en familie, het opruimen van sociale en culturele excepties tegen veralgemeende vrijhandel in goederen zowel als diensten, en dergelijke meer. Een overkoepelend en steeds weerkerend thema daarbij is de strijd tegen discriminatie.

Grijze zone

Die machtsgreep geschiedt grotendeels sluipend en stap voor stap, en gebruikt hoofdzakelijk andere instrumenten dan die van de klassieke internationale samenwerking (door middel van verdragen) en gebruikt daarvoor de meest uiteenlopende benamingen als resolutie, compact, verklaring, principes, modelwetten, richtlijnen, aanbevelingen, charter, framework, en diverse andere termen die het allemaal onschadelijk moeten doen lijken en maken dat de burger door de bomen het bos niet meer ziet. Het komt er immers op neer volkeren en staten te verbinden aan allerlei verplichtingen die niét bij verdrag zijn aangegaan of minstens veel verder worden uitgebreid dan ooit bij verdrag is toegezegd. Dit vereist internationale bureaucratie die allerlei vormen van visitatie en monitoring uitvoert, en de actieve medewerking van internationale en nationale rechtscolleges.

Met verwijzing naar internationale ‘standaarden’ worden ideologische en politieke keuzes opgelegd waarover samenlevingen verdeeld zijn en die elke generatie dus opnieuw in alle vrijheid moet kunnen maken. Met name maatregelen waartegen bij de bevolking grote weerstand bestaat en die in een normale democratische procedure niet gehaald worden, worden aldus tersluiks doorgeduwd. Wanneer een land uitdrukkelijk geweigerd heeft een bepaald verdrag te ratificeren, of daarbij een belangrijke reserve heeft gemaakt (zoals België deed om de vrijheid van meningsuiting te blijven waarborgen tegen de inperkingen ervan door het verdrag inzake rassendiscriminatie), wordt die weigering aldus omzeild.

Niet enkel de inhoudelijke regels die voorgesteld worden zijn daarbij gevaarlijk, minstens evenzeer het opzetten van allerlei procedures, instellingen en bureaucratieën die de greep naar de macht mogelijk maken. Allerlei resoluties en principes vereisen daarbij de oprichting van nationale instellingen zoals bv. mensenrechteninstituten (denk aan de ‘Principes van Parijs’) of justitieraden die als Trojaanse paarden de macht van parlementen moeten inperken en de klassieke scheiding der machten ondergraven.

Newspeak

Opvallend is ook het pseudowetenschappelijk karakter van deze ideologie: standaard slogans als open method, benchmarking, monitoring, ‘leerproces’ doen alsof het hier om een wetenschappelijke vraag gaat, wat moet legitimeren dat er geen ruimte is voor politieke keuzes, dat volkeren niet meer hun eigen keuzes mogen maken en er integendeel ‘objectieve’ criteria gelden om te toetsen hoe volkeren zich moeten gedragen en moeten worden geregeerd. Dit is de negatie van de Verlichting en integendeel een sluipende soumission. De wereld wordt behandeld als een onderneming, waar iedereen verantwoording moet afleggen aan het management over de middelen en resultaten, en wie in de pas loopt promotie kan krijgen en wie stout is de roe.

Het meest cynische is wellicht de transparantie die geëist wordt van de traditionele instellingen die hiertegen weerstand bieden. Die eis van transparantie moet de illusie van vrijheid ophouden, maar het gaat om geen andere transparantie dan die van een groot net waarin men gevangen en verstrikt zit, maar wel door de mazen heen kan kijken. Hopelijk beginnen onze medemensen en onze politici nu ook zoveel inzicht in deze mechanismen te krijgen dat ze er ook iets tegen doen en de idealen van democratie en volkssoevereiniteit nog kunnen redden.

Matthias Storme

Deze tekst verscheen ook in Grondvest

Bron: DOORBRAAK.BE

  Omhoog
 

De vrederechter

“De Jugepee (1)

Joris Luyckx

   
 

Het ambt van vrederechter, vroeger in de volksmond “jugepee“ ( “juge de paix), is van Franse oorsprong hoewel niet zuiver. Het stamt uit het Tweede jaar van de Revolutie van 1790. De inrichting van onze vredegerechten gebeurde volgens het Franse model van rechterlijke organisatie in 1796. Rechters moesten er zijn voor de rechtzoekende en niet omgekeerd, zodat ieder rechtsgebied aangepast moest zijn aan de best mogelijke bereikbaarheid.

Een afgevaardigde van de derde stand in Lyon met name Nicolas Bergasse deponeerde in 1789 een wetsontwerp ter griffie van de Assemblée Nationale waarbij het koninkrijk werd ingedeeld in provincies, districten op hun beurt ingedeeld in kantons. Gelijktijdig werden gloednieuwe soorten gerechten georganiseerd met o.m in de kantons de “juges  de paix“ voor bemiddeling en burgerlijke geschillen tussen echtgenoten en families. Bergasse inspireerde zich op de Verenigde Staten van Amerika en Groot-Brittanië. De uitdrukking was  vermoedelijk een vertaling van de Anglo-Saksische “justices of peace“, hoewel die totaal verschillen van het continent. De Britse J.P.’s hebben zich geleidelijk ontwikkeld uit de middeleeuwen en het gezagsapparaat van de Engelse koning. Het waren rondreizende uitzendkrachten die oordeelden over betrekkelijk weinig belangrijke zaken. Viermaal per jaar kwamen de nieuwe lokale, per graafschap of county ingestelde autoriteiten, (J.P.’s) samen in zgn. “streekgerechten“ onder de naam “Quarter Sessions“.(2)

Bergasse was een vurige pleiter voor de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en liet zich inspireren door Voltaire (alias François Marie Arouet). Deze laatste was voorstander van de instelling van «vredemakers« om geschillen zonder als te veel kosten op te lossen en de andere rechtbanken over te laten aan proceduregekken.

Het ontwerp Bergasse beoogde een “justice de paix“ in te voeren voor de rechtspraak in kleine geschillen.

In Frankrijk werd in 1958 door Michel Debré, minister van justitie en “garde des sceaux“ van generaal De Gaulle binnen het kader van een ruime gerechtelijke hervorming een einde gesteld aan de vredegerechten. Problemen rond verloning en recrutering van griffiers waren hier ook niet vreemd aan.(3)

Voor wie een ambt ambieert in de rechterlijke macht waaruit hij /zij veel persoonlijke voldoening kan putten is het ambt van vrederechter het hoogste goed zoals blijkt uit diverse getuigenissen.

“Mijn vader had het mooiste beroep dat je als gezinshoofd kon hebben, hij was vrederechter“, schreef de Vlaamse auteur Brigitte Raskin. “En dan is er nog de mooiste benaming die een beroep kan hebben. Het rustige“vrede” countert het strenge “rechter” en de combinatie van beide klinkt harmonieus.“(4)   

Je staat dicht bij het volk waaruit je geboren of getogen bent, je kent de plaatselijke gebruiken in de zakelijke bevoegdheden die je typeren als buurtrechter. Het is het familiale contentieux dat je tot gezinsrechter maakt. Je bent bekend met de lokale gevoeligheden en hoe bescheidener van afkomst je bent hoe beter om contact te hebben met de mensen, desnoods in hun eigen dialect.

De vrederechter is ook een beschermrechter ten aanzien van een aantal categorieën van onbekwamen.
 
Hij is veelal ook een bekende figuur en zelfs populair. Zo was er in Zuid-Limburg een vrederechter die op gezette tijdstippen hoog gezeten op zijn schimmel een tochtje maakte door de straten van de stad. Er was toen wel veel minder autoverkeer dan thans het geval is.

Vrederechters bedienden verscheidene kantons wat niet belette dat sommigen nog ruim de tijd vonden om actief te zijn in het verenigingsleven, optochten te regisseren, deel uit te maken van carnavalsverenigingen, de kookkunst te beoefenen en boeken en toneelstukken te schrijven. Met  een “hofhouding” van plaatsvervangers was dat wellicht ook geen probleem. Dit alles belet niet dat onze vrederechters hun ambt met overtuiging en gedrevenheid beoefenen. Zij functioneren in verschillende opzichten bovengemiddeld goed door hun zelfstandigheid in combinatie met hun kleinschaligheid.

Hoe beter de rechter de gewoonten en het leven van de mensen kent, hoe zekerder het is dat een goede rechtspraak gewaarborgd is. Omgekeerd is het meer vertrouwelijke en met vertrouwen omgaan met de rechtzoekende voor de rechter van grote waarde, omdat dit bij de rechtzoekende het geloof in het recht aankweekt. Het is tot op vandaag wat men noemt een laagdrempelige rechtspraak bijna zoals de wijze man onder de eik.

De bevoegdheden van de vrederechter zijn in de loop der jaren nog sterker uitgebreid en de wetgeving is omvangrijker en complexer geworden.

De vrederechters zijn eenzame mensen in hun ambt en staan op hun onafhankelijkheid binnen de rechterlijke macht.

In 2008 verscheen wat Limburg betreft het uitstekende jubileumboek “Vijftig jaar Vredegerecht van het kanton Genk 1958-2008“ van de hand van wijlen Paul Vrancken, ere-hoofdgriffier van de  politierechtbank te Tongeren met afdelingen Tongeren, Maaseik en Hasselt en van Alex Marut, commissaris van politie van de lokale politiezone GAOZ. Het bevat een schat aan gegevens en anekdotes en is nog steeds actueel en het lezen waard.

Laten we onze vrederechters koesteren en in ere houden als een landmark van gezond verstand en de veiligheidsraad in een steeds complexere samenleving.                                                                                              

Joris Luyckx  

Joris Luyckx heeft een succesvolle carrière in de magistratuur gemaakt. Hij was rechter aan het Hof van Beroep in Antwerpen.

Hij is jarenlang actief lid van de VVA-afdeling Limburg.

 

__________________________

(1)dialect voor de vrederechter afgeleid van het Franse “juge de paix“ zoals voorkomt in Vlaams-Brabant, Oost-Vlaanderen en Antwerpen - zie o.m.www.”jugepee”–Peizegem, Woordenboek van de Brabantse dialecten” Maatschappelijk gedrag, school en onderwijs” lic. B.Decroos, uitgeverij Van Gorcum; zie ook www. ridders in de Wortelorde, Prezong “’t Kollesje kwam veur de jugepee”; www.users telenet.be O.L.Vr. Waver-geschiedschrijving www.seniorennet.be; wwwseniorenplaza.be “Anneke en Janneke“: Filips schrijft bij de jugedepee.”
Dialectenwoordenboek Oost-Vlaanderen “Giesbaers dialect“; in het Tongers dialect zegt men “zjüzëpê“ (André Stevens “Tüngersë Dieksjnêer“ 1986.)

(2)Christiaan M.G. Ten Traa - De oorsprong van de vrederechter in “Vrederechter openbare dienst“ – uitgave Die Keure 1989 – Peter Archer “The queens courts“, Pelican Books, 1956, blz.106-118.

 (3)) «La réforme de 1958. La suppression des justices de paix« par Françoise Banat-Berger in “Une justice de proximité: la justice de paix 1790-1958“ uitgave Droit et justice, puf, sous la direction de Jacques-Guy Petit, professeur à l’université d’Angers, presse universitaire de France, 2003

 (4))Erik Van den Eeden “De vrederechter in volle ontwikkeling. Enkele bedreigingen en eventuele uitdagingen“ in “Scènes uit de  geschiedenis van het vredegerecht“, Uitgave van het Koninklijk verbond van vrede- en politierechters v.z.w., Die Keure, 2011, blz 309 e.v.     

  Omhoog
 

Recente berichten op de VVA-Facebookpagina

Nieuwsberichten geplukt uit de actualiteit rond thema's
die een publiek van Vlaamse academici kunnen boeien

Klik op >
LEES DE BERICHTEN
of hieronder:


   
 

VVA-Facebookpagina

 


We vestigen de aandacht op de vele interessante artikelen die geregeld verschijnen op de Facebookpagina van de VVA. Het gaat hier nu om 10 berichten vanaf 4 tot 8 maart 2019. Het nieuwste bericht staat eerst, het oudste laatst.

Klik op het Facebookicoontje of log in met je Facebookaccount. Je kunt ook rechtstreeks op de bron klikken.


DE MOOISTE VRIENDSCHAP UIT DE JEUGDLITERATUUR

8 maart

Vanessa Joosen

In herinnering aan Peter van Gestel (1937-2019)
...

DE STANDAARD

 

DOSSIER EUROPA

8 maart

Een veelheid van benaderingen (Rekto Verso)

Als de nakende Brexit en Europese verkiezingen iets leren, dan wel dat Europa niet één verhaal over eenmaking is, maar een versplinterde kakofonie van mogelijke scenario's. Kiezen we de utopie of de dystopie?

REKTO:VERSO

 

FACEBOOK KONDIGT GROTE OMMEZWAAI AAN

6 maart

Het Amerikaanse bedrijf wil zichzelf omturnen in een dienst waarbij gebruikers versleutelde privé-berichten kunnen sturen naar elkaar.
Vandaag kan dat al via de mobiele chatapplicatie Whatsapp, maar nog niet via Messenger en de berichtendienst van foto-app Instagram.
... Meer weergeven

TIJD.BE

 

- DIT VERANDERT DE NIEUWE VENNOOTSCHAPSWETGEVING VOOR U

4 maart

Dirk Selleslagh

Het Wetboek Vennootschappen en Verenigingen, waarvoor het federale parlement donderdag een ontwerp van minister van Justitie Koen Geens (CD&V) goedkeurde, wordt van kracht op 1 mei.
... Meer weergeven

TIJD.BE

 

- RESOLUTIE OVER DE OPENBARE BIBLIOTHEEK

5 maart

Op 28 februari keurde de Commissie Cultuur van het Vlaams parlement unaniem een resolutie goed over de toekomst van de openbare bibliotheek. De resolutie roept de Vlaamse regering op om de bibliotheek te beschouwen als een basisdienst waar elke burger recht op heeft. Ze roept op om te meten hoe hun werking evolueert en hieruit beleidsconclusies te trekken. De Vlaamse regering wordt gevraagd blijvend aandacht te hebben voor innovatie en bibliotheken de kans te geven projectmiddelen te verwerven. In de loop van maart wordt de resolutie voorgelegd aan de plenaire vergadering.

Lees meer

VVDAB.BE

 

- MACRON: NOOIT WAS EUROPA MEER IN GEVAAR

5 maart

Peter Vermaas

Europa is de mondiale realiteit uit het oog verloren en moet dringend haar buitengrens beschermen. In een artikel in 28 Europese kranten schrijft de Franse president Macron dinsdag ook tegen „de uitbaters van de woede”.

NRC.NL



- HET LITERAIR UNIVERSUM VAN JAN SIEBELINK – BOEKENWEEK 2019

4 maart

Jörgen

De Boekenweek komt eraan. In deze video geeft Jörgen een korte introductie op het literaire universum van Jan Siebelink en het aankomende boekenweekgeschenk Jas van belofte. De volgende werken komen langs: - Witte chrysanten (uit de bundel Nachtschade) - Een lust voor het oog - Knielen op een bed violen - Suezkade - Oscar - Margje - De buurjongen

... Meer weergeven

YOUTUBE.COM

 

- INGEZONDEN BRIEF ‘BESTE AANSTAANDE STUDENT’

4 maart

Vibeke Roeper,
Directeur Genootschap Onze Taal

‘Er is niets mooiers dan je verdiepen in het instrument dat we allemaal bij onze geboorte hebben meegekregen en ons leven lang blijven ontwikkelen: de taal. De vragen die je daarover kunt stellen, en de verhalen die je erover kunt vertellen, raken nooit uitgeput.’

Lees de hele oproep van Vibeke Roeper

ONZETAAL.NL

 

- GELD OPNEMEN NA HET OVERLIJDEN VAN DE PARTNER

4 maart

Frida Deceunynck

Zodra de bank op de hoogte is van het overlijden moet ze alle rekeningen en kluizen blokkeren die op naam staan van de overledene. Ook de rekeningen van de langstlevende huwelijkspartner en de gezamenlijke rekeningen worden geblokkeerd. Rekeningen die uitsluitend op naam staan van de langstlevende samenwonende partner moeten niet geblokkeerd worden.

... Meer weergeven

STANDAARD.BE

 

- NU AL MINDER VIS DOOR WARMER ZEEWATER
IPS

4 maart

De klimaatverandering eist nu al een tol van de wereldwijde visbestanden. Die zijn gemiddeld gedaald met 4,1 procent, en in sommige regio’s zelfs tot 35 procent door het warmere zeewater, blijkt uit een internationale studie in Science.

DEWERELDMORGEN.BE

  Omhoog

Colofon

Redactie van het e-zine 'Vivat academia" Editie 16

- Ghislain Duchâteau, samenstelling en eindredactie - vicevoorzitter VVA-Nationaal
- Paul Becue, redactielid - voorzitter VVA-Nationaal
- Joris Luyckx, redactielid - lid VVA-Limbug

Afmelding

Wie deze nieuwsbrief liever niet ontvangt, kan zich afmelden met een berichtje naar
het VVA-secretariaat