VVA-acties rond taal en taalgebruik

VVA-acties rond taal en taalgebruik

* Open brief 'Zeker geen vermindering van lesuren Nederlands' gericht aan het drievoudig beleidsteam van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen - 5 september 2018 én het antwoord van het beleidsteam in pdf-formaat van 18 september 2018, de reactie van onderwijsminister Hilde Crevits én de opvolgingstekst van het onderhoud van 15 januari 2019 van de Werkgroep Taal en Onderwijs VVA met de heer L. Boeve, directeur-generaal Katholiek Onderwijs Vlaanderen


** Nederlands Vanzelf Sprekend - Oproep tot actie voor het Nederlands en de Nederlandse standaardtaal 


*** Het Nederlands als eenheidstaal met interne variatie - Lezing van Peter Debrabandere 23 februari 2016 voor de VVA-Afdeling Antwerpen

 

 

 

 

****************

 

 

Open brief 'Zeker geen vermindering van lesuren Nederlands' gericht aan het drievoudig beleidsteam van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen - 5 september 2018

Hasselt, 5 september 2018

OPEN BRIEF gericht aan

- de heer L. Boeve, directeur-generaal Katholiek Onderwijs Vlaanderen
- de heer C. Smits, secretaris-generaal Katholiek Onderwijs Vlaanderen
- mevrouw M. Verhelst, pedagogisch directeur Katholiek Onderwijs Vlaanderen

met kopie aan de heer G. Bourgeois, Vlaamse Minister-President en
aan mevrouw H. Crevits, Vlaams Minister van Onderwijs en Vorming

 

Zeker geen vermindering van lesuren Nederlands

De Vereniging Vlaamse Academici (VVA) met haar Werkgroep Taal en Onderwijs verzet zich met klem tegen de aangekondigde vermindering met één uur van het vak Nederlands in het eerste jaar middelbaar in het Katholiek Onderwijs Vlaanderen. Die vermindering zou moeten dienen om een nieuw vak 'Mens en samenleving' mogelijk te maken.

Aan Nederlands mag om verschillende redenen niet geraakt worden.

1. Het schoolvak Nederlands omvat een aantal componenten die elk de nodige tijd vergen.
- Ontwikkeling van de taalvaardigheid is voor alle leerlingen van het grootste belang, met name ter ondersteuning van het leren in alle vakken en leerdomeinen. Recent internationaal vergelijkend onderzoek, bijvoorbeeld inzake leesvaardigheid, laat zien dat het niveau op dat gebied van onze leerlingen achteruit gaat. Uit het hoger onderwijs komen geregeld signalen dat de lees- en schrijfvaardigheid van veel aankomende studenten ondermaats is. Voor alle leerlingen, ongeacht hun sociale of culturele herkomst, is taalvaardigheidsontwikkeling van eminent emancipatorisch belang.

- Naast de taalvaardigheidsontwikkeling, en gedeeltelijk ter ondersteuning daarvan, omvat Nederlands ook een culturele component: ontwikkeling van culturele, in het bijzonder literaire en fictionele competentie, evenals kennis over taal en taalgebruik. Voor alle leerlingen, ongeacht hun sociale of culturele herkomst, heeft de ontwikkeling van die culturele competentie evenzeer een emancipatorisch belang. Die culturele component vereist zeker ook voldoende tijd.

2. Dat er daarnaast in de andere vakken taalontwikkeling plaats moet vinden via de didactiek van taalgericht vakonderwijs, zou intussen in het onderwijs vanzelfsprekend moeten zijn. Maar daarmee kan het verlies van een uur Nederlands niet gecompenseerd worden. De bijdrage van leraren andere vakken aan de schrijf- en leesvaardigheid van de leerlingen is immers van een andere aard dan de specifieke bijdrage van de vakspecialisten Nederlands. Het verlies aan ontwikkeling van culturele competentie Nederlands kan overigens helemaal niet door de andere vakken opgevangen worden.

3. De gedachte dat met een uur minder de eindtermen Nederlands toch bereikt kunnen worden, ziet over het hoofd dat eindtermen op minimumdoelen mikken. Scholen en leerplannen willen zich terecht niet tot het minimum beperken, maar dat dreigt wel met de aangekondigde vermindering van het urental per week.

4. Verwijzen naar de vrije ruimte om het weggevallen uur Nederlands dan toch weer op te vangen is geen ernstige structurele benadering. Men zou voor het nieuwe vak 'Mens en samenleving' dan evengoed die vrije ruimte kunnen aanspreken.

5. De sociaal zwaksten, met inbegrip van de allochtonen, zullen van de voorgestelde maatregel de eerste slachtoffers zijn inzake onderwijs en opleiding en kansen op de arbeidsmarkt.

Om die redenen verzoeken wij de verantwoordelijken van het Katholiek Onderwijs af te zien van de vermindering van het aantal uren Nederlands per week in het eerste jaar middelbaar onderwijs en een andere regeling uit te werken voor het invoeren van het vak ‘Mens en samenleving’.

Met oprechte hoogachting


Paul Becue, voorzitter VVA
Ghislain Duchateau, vicevoorzitter VVA en coördinator Werkgroep Taal en Onderwijs VVA

De leden van de Werkgroep Taal en Onderwijs

Paul Becue, Peter Debrabandere, An De Moor, Jos Devreese, Ghislain Duchâteau, Frank Fleerackers, Eric Ponette, Jan Roukens, Els Ruijsendaal, Matthias Storme, Stijn Verrept

De leden van het VVA-hoofdbestuur

Paul Becue, Bruno Comer, Theo De Decker, Jan Degraeve, Hubert De Saedeleer, Ghislain Duchâteau, Lieven Ponet, Dirk Smeyers,  Marc Van Dongen

Contact: ghislain.duchateau@telenet.be


Antwoord van het beleidsteam van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen

Op dinsdag 18 september 2018 ontvingen wij het antwoord op onze Open brief waarbij wij aandringen op geen vermindering van het getal lesuren in de lessentabel van het eerste jaar secundair onderwijs.
U kunt de omstandige antwoordbrief hier lezen.

Antwoord van onderwijsminister Hilde Crevits

Op woensdag 26 september 2018 ontvingen wij ook een antwoord van mevrouw Liese Vleirick-Lecluyse namens minister Hilde Crevits vanuit haar Kabinet.
U kunt ook dit antwoord hier lezen

Gesprek met de Directeur-generaal van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen

Op woensdag 15 januari 2019 te 11 u werd een vertegenwoordiging van de Werkgroep Taal en Onderwijs ontvangen in het kantoor van de heer Lieve Boeve, die geassisteerd werd door de teamverantwoordelijke Cindy Lammens. Gedurende anderhalf uur voerden we met hen een ruime gedachtewisseling rond de hervorming van het secundair onderwijs en de nieuwe eindtermen. Over dat gesprek kunt u hier de opvolgingstekst lezen.

 

 

 

 

*******************

 

Nederlands Vanzelf Sprekend – Oproep en petitie – Onderbouwing van de actie –
Ghislain Duchâteau

Aanzet

Deze actie betekent een kritisch-constructieve inzet voor de status en de perceptie van het Nederlands. De actiegroep wil de huidige courante perceptie over het gesproken Nederlands bijsturen en de status van onze taal ondersteunen en zo mogelijk zelfs verbeteren bij het publiek en in het onderwijs. Beide objecten lopen niet alleen parallel maar bij een nauwkeuriger perceptie die nauwer aansluit bij de taalwerkelijkheid zelf zal beslist de status van de Nederlandse standaardtaal erbij kunnen winnen.

Hoe is het nu daarmee feitelijk gesteld?

De vraag roept meteen de bedenking op dat wij op dit ogenblik geen volstrekt afdoend antwoord kunnen geven, omdat wij nog niet over de volledige kennis en informatie beschikken. Dat betekent evenwel niet dat wij bij de pakken moeten blijven zitten en niets ondernemen, integendeel. Vanuit onze nauwkeurige observatie van het taalgebruik in de Nederlandstalige gemeenschap vooral in Nederland en in Vlaanderen weten wij wel, dat toch niet alles zoals wij dat idealiter zouden willen, in orde is.

Functionaliteit van de taal

Wij weten in de eerste plaats welke betekenis het taalgebruik heeft voor een taalgemeenschap en voor elke taalgebruiker als individuele persoonlijkheid.

“Taal is een middel om te communiceren, om inhouden uit te drukken. Daarbij kan taal op verschillende manieren en voor verschillende doeleinden worden gebruikt.
De functies van taal zijn op veel manieren onderscheiden en beschreven. Een veel gebruikt onderscheid is de driedeling in:
de communicatieve functie van taal: taal wordt gebruikt om te communiceren met anderen. Een taalgebruiker wil iemand bijvoorbeeld informeren of amuseren;
de conceptualiserende functie van taal: taal wordt gebruikt om de werkelijkheid te ordenen. Via de taal die je gebruikt, verwijs je voortdurend naar betekenissen en concepten. Een taalgebruiker benoemt de werkelijkheid om zich heen en beschrijft relaties. Hiermee krijgt hij grip op die werkelijkheid;
de expressieve functie van taal: taal wordt gebruikt om uitdrukking te geven aan persoonlijke emoties.
Een taalgebruiker kan taal tegelijkertijd in verschillende functies gebruiken. Bijvoorbeeld: een leerling die te laat binnen komt rennen, vertelt dat zijn wekker niet afging (conceptualisering), dat hij het erg vervelend vindt dat hij nu te laat is (expressie) en dat hij daar spijt van heeft (communicatie)” (Kennisplatform taaldidactiek: http://www.lesintaal.nl/documents/doc_32670.htm).

Beheersing van de taal

Om die functies van taalgebruik optimaal te benutten is een degelijke beheersing van de taal noodzakelijk. Taalbeheersing verwerft een kind spontaan door de taal te hanteren die in zijn omgeving gebruikelijk is. De ontwikkeling van die taalbeheersing wordt daarbij gericht ondersteund door het bewuste taalonderwijs dat aan een kind verstrekt wordt. Om de taalverwerving en het taalgebruik zo goed mogelijk te laten verlopen is er inzet nodig en intentionele hulp voor de taalleerder en voor de volwassen taalgebruiker zijn daartoe de gunstigste omstandigheden vereist. Daartoe behoren een zekere mate aan kennis van de taal, een behoorlijke mate aan vaardigheden bij het hanteren van de taal. En beslist behoren daartoe een aantal attitudes bij het taalgebruik.

In deze communicatieve constellatie speciaal voor het mondeling taalgebruik zijn perceptie van de taal en de status van die taal heel belangrijk. En hier worden we geconfronteerd met het fenomeen van de taalvariatie. Geografisch is er verscheidenheid in de gesproken taal met de dialecten die nog levendig zijn, met informele omgangstaal, zoals familiair taalgebruik in de huiskring, met tussentaligheid zoals die voorkomt in ontspanningsprogramma’s op de televisie, maar ook met standaardtaalgebruik in formele en beslist evenzeer in informele gesprekssituaties.

Perceptie

Als wij bezorgd zijn om de perceptie van de taal en aansluitend en daaruit voortkomend ook de status van de taal, dan komt dat vooral omdat wij sterk vermoeden dat het niet goed loopt in dat opzicht. Daartoe kunnen wij de signalen detecteren. Er is zeker de vloed van verengelsing te constateren in en buiten het onderwijs. Er is ook de invloed op de perceptie van onze taal die ontstaat vanuit het taalgebruik dat de media over de hoofden van de kijkers en luisteraars uitstrooien, waarbij voor de ontspanningsprogramma’s vaak in het Vlaamse landsgedeelte van België Brabants-Antwerpse tussentaligheid e.a. toegestaan wordt. Er zijn daarbij de publicaties die inspelen op een grote belangstelling voor taal vanuit het ruimere publiek en die on- en offline verschijnen op websites, blogs, in kranten en magazines. Vaak worden taalkundigen daarbij geraadpleegd, van wie opvattingen heel vaak onnauwkeurig of al te summier worden weergegeven en die de algemene perceptie over het Nederlands vertekenen.
Hier treedt een pertinent verdringingsmechanisme op: het Standaardnederlands wordt in het hoger onderwijs voor een deel verdrongen door het Engels, het Standaardnederlands moet in televisieprogramma’s de plaats ruimen voor een opdringerige tussentaligheid. De invloed van de taalkundigen op de opvatting over onze taal is daarbij niet te onderschatten. De verschijning en de titel van het boek van prof. J. van der Horst ‘Het einde van de standaardtaal. Een wisseling van Europese taalcultuur’ doet leraren twijfelen over de zin van het hanteren van het Standaardnederlands op school. De hele taalwerkelijkheid dreigt daardoor uit het gezichtsveld van de doorsnee taalgebruiker en zeker ook van de doorsnee leerkracht op school te verdwijnen ondanks alle inspanningen voor taalonderwijs die worden geleverd. Taalwetenschappers beschrijven de taalfenomenen en wij zijn ervan overtuigd dat zij dat met grote deskundigheid en validiteit doen. Maar het loopt vaak verkeerd als die opvattingen doorstromen in populariserende artikelen, teksten en uitzendingen. Daar wordt de taalwerkelijkheid vaak geweld aangedaan.

Als het met die perceptie de verkeerde kant uitgaat en het publiek ruime permissiviteit en nonchalance in het hanteren van de taal accepteert, dan ontstaat een gebrek aan een redelijk normbesef, dan ontbreekt de nodige motivatie om de inzet op te brengen om op een adequate manier tot bewust en degelijk taalgebruik te komen. Dan komt de status van het Nederlands ook daardoor in het gedrang.

Op het taalgebruik van de doorsnee gebruiker heeft niemand echt greep en dat hoeft niet noodzakelijk. Op de ontwikkeling van de taalbeheersing bij leerlingen op school is er grote behoefte aan vastigheid en zijn normen voor taalgebruik meer dan welkom. Maar vooral inzet op motivatie voor het leren van de standaardtaal en het leren hanteren in de passende situaties is van grote betekenis voor de aankomende generaties jongvolwassenen die in de toekomst de gebruikers, de hanteerders en de stimuleerders voor de cultuurvorm van onze taal kunnen worden. Daarbij zo veel mogelijk aansturen op het verwerven van de passende attitudes in taalgebruik is toch wel een opdracht van leraren op school die overtuigd moeten zijn van de betekenis daarvan en die op basis van die overtuiging hun onderwijs in die zin oriënteren.

Opvattingen

Opvattingen die in positieve zin omgebogen mogen worden zijn:
- Standaardnederlands: dat is een verloren zaak.
- De standaardtaal, wat is dat? We kunnen ze niet exact omschrijven.
- Journaalnederlands als model? Dat is een onbereikbaar ideaal.
- Standaardnederlands wordt alleen gebruikt in formele communicatieve situaties.
- Het verschil tussen het Nederlands in Nederland en het Nederlands in België in woordgebruik en uitspraak is groot en onoverkomelijk.
- Standaardnederlands is een middel tot uitsluiting.
- We evolueren vlug naar een eigen taal in Vlaanderen.
- Moeten we nu met de leerlingen geen tussentaal gaan gebruiken om als leraren joviaal met hen om te gaan?
- De gehanteerde taalvorm moeten we steeds afstemmen op de situatie die wij inschatten en dat brengt een vlotte aanpassing tot stand in wisselende situaties. Taalvariatie is daar heel goed op haar plaats.

We kunnen het rijtje verder uitbreiden.

- Is Standaardnederlands een verloren zaak? Wordt tussentaal dan overal dominant? De standaardisering is wel vertraagd, maar niet stilgezet. In de dagelijkse omgang wordt veel meer en veel vaker Standaardnederlands gebruikt dan men soms wel eens laat blijken.
Een eigentijds onderzoek naar het gebruik van Standaardnederlands in zijn sociale stratificatie en in zijn geografische verspreiding zou beslist foutieve beoordeling over het taalgebruik kunnen corrigeren. Men moet er wel bij bedenken dat binnen de taalvariëteit Standaardnederlands ook variaties voorkomen. Het uitgangspunt om te spreken over Standaardnederlands bij taalgebruik is de intentie om het te hanteren. Die intentie is doorgaans goed waarneembaar en herkenbaar bij de toegesprokene(n) in een gesprek. Familiaire vormen van taalgebruik doen binnen de omgangstaal niets af aan de feitelijkheid van het hanteren van de standaardtaal.
Stijn Verrept formuleert het zo: “Vanzelfsprekend komt dus in elke cultuurtaal (=standaardtaal) enige interne variatie voor. Zelfs wie ze goed hanteert, zal er toch ook tot op zekere hoogte van afwijken. De mate waarin van de cultuurtaal wordt afgeweken, bepaalt of iemands taal nog als cultuurtaal wordt ervaren.”  Zo komen we tot een verbrede opvatting van de standaardtaal.

Wellicht is het goed hier in kort bestek te herinneren aan de belangrijkste karakteristieken van het Standaardnederlands.

Het is de taalvariëteit die:
- algemeen gebruikelijk is binnen het taalgebied;
- vanuit een historische ontwikkeling ontstaan is door standaardisering;
- formeel maar ook informeel (als omgangstaal) wordt gebruikt op basis van het afstandsprincipe;
- we bij voorkeur gebruiken tegenover onbekenden en tegenover anderstaligen die (pogingen doen om) Nederlands (te) spreken;
- door de spreekgemeenschap ruim wordt geaccepteerd;
- voor de woordenschat, de grammatica en de uitspraak gecodificeerd is zoals in woordenboeken, standaardnaslagwerken e.d.;
- voornamelijk wordt gebruikt in het onderwijs, door de overheid en in de media;
- onderscheidbaar is van tussentaal en van het dialect door een wat fluctuerende grens - herkenbaar bij de spreektaalvorm via kennis en vaardigheid maar vooral in de eerste plaats door de attitude van de spreker om bewust de standaardtaalvorm te willen gebruiken in de gespreksituatie;
- je op de openbare omroep zowel op de radio als op de televisie hoort uit de mond van journalisten en vaste medewerkers en die door taalgebruikers als model of norm kan worden nagestreefd.

Naast de term Standaardnederlands kunnen we Algemeen Nederlands of Nederlandse standaardtaal als benaming voor die variëteit van onze taal gebruiken.
Het is onze cultuurtaal.

Fundamentele informatie over standaardtaal vindt u op Taaladviesnet van de Nederlandse Taalunie.

- In de Oproep van de Actiegroep Nederlands Nederlands Vanzelf Sprekend wordt geijverd voor eenheid in het taalgebruik in het hele taalgebied in Nederland en in Vlaanderen en elders waar Nederlands wordt gesproken. Daarmee bedoelen de actievoerders dat er een zo groot mogelijke eenheid zou moeten bestaan of nagestreefd zou moeten worden. Laat het hier duidelijk zijn dat daarmee niet een volstrekte ideale eenheid bedoeld wordt, wel dat de Actiegroep de attitude wil bevorderen om de eenheid of het streven naar eenheid zo veel mogelijk te beklemtonen en het Nederlands als de eenheidstaal in het taalgebied te beschouwen zonder enige variatie in het gesproken taalgebruik uit te sluiten.

- En de verschillen dan in woordgebruik in Nederland en Vlaanderen? Er is een beklemtoning van de evenwaardigheid van het Belgisch Nederlands tegenover het Nederlands Nederlands, de twee grote taalvariëteiten – het nieuwe zogenaamde bicentrisme. Het woord ‘goesting’ heeft in dat opzicht het laatste jaar een bliksemopgang gekend ook in het publieke taalgebruik van Vlaamse politici en in de media. Als we dat afwijkend woordgebruik van het Nederlands standaardtaalgebruik blijven beklemtonen en cultiveren, dan bevorderen we inderdaad een stukje verwijdering van het gesproken taalgebruik in beide gebieden. Elkaars verschillende woorden hoeven we niet af te wijzen, maar het voorkomen van verschillende woorden in beide gebieden hoeven we ook niet steeds te beklemtonen. Laat Vlamingen de specifieke woorden uit Nederland leren, ze begrijpen en - als ze willen - ze zelf ook hanteren. Laat Nederlanders ook de Vlaamse woorden in het taalgebruik van Vlamingen respecteren. Studies wijzen ook uit dat er op het geheel van onze heel ruime woordenschat zowat 4.000 specifieke woorden in het Noorden worden gebruikt en ook zowat 4.000 specifieke woorden in het Zuiden van het taalgebied. Twintigjarige gemiddelde geschoolden beheersen zowat 60.000 woorden van zowat tweehonderdduizend bestaande verschillende woorden in het Nederlands. Die 4.000 aparte woorden voor Zuid en voor Noord maken dan toch een bijzonder klein percentage uit.

- Wel is de uitspraak tussen beiden delen van ons taalgebied opvallend verschillend en horen we vaak ook binnen het standaardtaalgebruik nogal opmerkelijke afwijkingen. Vaak gaat dat gepaard met een zwakke articulatie van de klanken en de woorden. Dit is wel zo ernstig dat dit verschijnsel de verstaanbaarheid voor een aantal mensen in het gedrang kan brengen.
In het onderwijs is het daarom wenselijk om ruime aandacht te besteden aan duidelijke articulatie en aan uitspraaktraining. Hoewel de ontwikkeling van de communicatieve vaardigheden voorrang blijft verdienen, is aandacht en best meer aandacht voor uitspraak als vormgebonden aspect van het taalgebruik eveneens aan te bevelen. Ook dat kan de perceptie van de taalobservator verbeteren en de status van het Nederlands positief beïnvloeden.

Aanpassing aan de situatie

Ten slotte houdt de regel dat men zich met het passende register en de daarbij horende taalvorm het best kan aanpassen aan de voorkomende taalgebruikssituatie, wel het risico in dat de taalgebruiker – het kan bijvoorbeeld een leerling of een student zijn – niet precies weet wanneer tussentaal of standaardtaal op haar plaats is. Het risico is niet denkbeeldig dat men in vele communicatieve situaties zich al te gemakkelijk tot tussentaligheid laat verleiden. In veel meer situaties dan men kan denken is standaardtaligheid de geschikte en de meest natuurlijke en de meest efficiënte taalgebruiksvorm om te hanteren. Wat men ook beweert, standaardtaal en tussentaal zijn geen gelijkwaardige taalvariëteiten. Wij blijven ervan overtuigd dat de gecodificeerde standaardtaal prioritair is tegenover tussentaal en in een veelheid van gesprekken de voorkeur verdient. Hoe beter men het Standaardnederlands beheerst, hoe gemakkelijker men zich in dergelijke situaties kan bewegen.

Besluit

Keren we terug tot onze uitgangsstelling: de perceptie over de taalwerkelijkheid van het gesproken Nederlands moet worden verbeterd. De status van het Standaardnederlands moet worden ondersteund. Mogelijk heeft het bovenstaande de lezer ertoe gebracht het belang daarvan in zekere mate in te zien. En dat onderbouwt de actie Vanzelf Sprekend van de actiegroep Nederlands. Communicatieve functionaliteit en attitudinele inzet voor de standaardvorm van het Nederlands kunnen best samengaan.

Ghislain Duchâteau – 2 maart 2014

 

 

 

 

*******************

 

Het Nederlands als eenheidstaal met interne variatie

Lezing van Peter Debrabandere 23 februari 2016 voor de VVA-Afdeling Antwerpen

Peter Debrabandere geeft duidelijk zijn standpunt weer tegenover het thema in de titel van zijn lezing.

‘Natuurlijk moet het Nederlands ook een zekere inbreng van de Vlamingen accepteren. Dat is op dit ogenblik overigens al op een aantal punten een vanzelfsprekendheid.
 - Er is een eigen Belgisch-Nederlandse uitspraaknorm, die niemand ter discussie stelt, met bijvoorbeeld politie uitgesproken als polisie i.p.v. politsie en met de bilabiale w in plaats van de labiodentale w.
 - Allerlei institutionele termen worden uiteraard als Belgisch-Nederlandse standaardtaal aanvaard: gouverneur, provincieraad, indexsprong, onroerende voorheffing enzovoort.
- En er zijn ook categorieën van woorden en uitdrukkingen die vroeger door de taalzuivering afgekeurd werden, louter omdat ze in Nederland onbekend waren, terwijl ze om verschillende redenen net zo goed als acceptabel Belgisch-Nederlands gezien hadden kunnen worden: op een boogscheut afstand van, van hetzelfde laken een broek, pechstrook, dovemansgesprek, papegaaienwerk, halfopen bebouwing, krantenwinkel …

Ik pleit voor acceptatie van dat soort Belgisch-Nederlands, maar niet voor acceptatie van allerlei grammaticale en lexicale elementen waarvoor alternatieven bestaan in de zogenaamde standaardtaal in het hele taalgebied. Variatie is uiteraard  normaal, maar je moet het beperkt houden, als je wilt dat het Nederlands één taal blijft.’ …

Met dat laatste ben ik een beetje afgedwaald van het onderwerp: het Nederlands als eenheidstaal met interne variatie. Ik kom er nu op terug. Mijn boodschap is duidelijk, denk ik. Ik denk dat we moeten blijven ijveren voor het Nederlands als eenheidstaal, zonder bang te zijn van enige variatie, maar ook zonder streven naar steeds meer variatie, zonder streven naar een steeds verder van het algemene Nederlands afdwalende Belgische variant.’


Lees de hele tekst van zijn lezing


top