Commissie Beter Onderwijs
Commissie Beter Onderwijs stelt basiskennis centraal in 58 adviezen en 10 speerpunten
Naar de kern: de leerlingen en hun leer-kracht
De dalende leerprestaties van Vlaamse leerlingen in internationaal vergelijkend onderzoek, zoals PISA, PIRLS en TIMMS, leidden in maart 2020 tot de oprichting van de commissie Beter Onderwijs. De vraag werd gesteld aan 7 academici en 7 praktijkmensen om zich onder voorzitterschap van Philip Brinckman, te beraden over de belangrijkste aandachtspunten die ons onderwijs torst, maar vooral ook om te adviseren over mogelijke oplossingen of handvatten. De belangstelling uit het onderwijsveld was zeer groot: bijna 1000 leerkrachten stelden zich kandidaat om mee te werken. De Commissie werkte iets langer dan een jaar aan een rapport dat eind oktober gelijktijdig aan de pers en aan het onderwijsveld wordt overhandigd.
De adviescommissie beseft dat de uitdagingen vandaag misschien groter zijn dan ooit, maar haar conclusie is helder: het Vlaamse onderwijs kan opnieuw aanknopen bij de internationale top als we samen naar de kern gaan. Leerkrachten moeten ruimte hebben voor hun kerntaak (lesgeven) en de kern van het onderwijs moet kennisverwerving en cultuuroverdracht zijn als springplank naar diepere inzichten en complexere vaardigheden. Onderwijsvernieuwingen zonder wetenschappelijke onderbouw moeten geweerd worden en de samenleving mag niet elke maatschappelijke taak doorschuiven naar het onderwijs. Dat zijn enkele elementen in het Rapport van de Commissie Beter Onderwijs, een advies aan het brede onderwijsveld, het beleid, maar ook aan de leerlingen, hun ouders en de brede maatschappij. Het is nu aan al deze partners om deze aanbevelingen ter harte te nemen.
In totaal bevat het rapport 58 concrete adviezen en 10 speerpunten om de onderwijskwaliteit op te krikken.
Nog een aantal adviezen uit het rapport:
- Leerkrachten moeten de ruimte en de steun krijgen om kwaliteitsvol les te gevenwaarbij de maatschappelijke verwachting ten aanzien van het curriculum best bijgesteld wordt. De lestijd is niet toegenomen, maar de maatschappelijke topics die een leraar moet behandelen wel.
- Ouders moeten de pedagogische werking van de school voluit ondersteunen: in plaats van ‘mijn kind, schoon kind’ is het in het belang van de kinderen om aan hetzelfde zeel te trekken met het schoolteam. Ouders moeten ook geen opvoedtaken (zoals zindelijkheidstraining) afschuiven op de scholen.
- Meer aandacht voor de beheersing van de instructietaal. Het is tevens tijd om meer te investeren in taalvaardigheid en in technisch lezen: de basis voor later begrijpend en nog later gemotiveerd lezen. Er is nood aan meer instructietijd voor (begrijpend) lezenen aan vernieuwde aandacht voor literatuur.
- Het technisch en het beroepsonderwijs verdienen meer maatschappelijke waardering, wat onder meer gestimuleerd kan worden door de lancering van prestigieuze wedstrijden die gedragen worden door gerenommeerde bedrijven –naar analogie met de olympiades in het algemeen secundair onderwijs. De hele samenleving heeft baat bij een positievere benadering van de arbeidsmarktgerichte onderwijsvormen: een Staten-Generaal met bv. ook sociale partners en captains of industry kan een totaalaanpak ondersteunen.
- De leerplichtleeftijd zou geleidelijk verder verlaagd moeten worden van 5 naar 3 jaar. In het kleuteronderwijs kunnen jonge kinderen voorschoolse geletterdheid en gecijferdheid opdoen die later van goudwaarde is. Ook de juiste attitudes kan je al aanscherpen in de kleuterklas.
- Leerkrachten moeten hoge verwachtingen stellen aan kansarme kinderen, om zo hun ambitie aan te wakkeren. Tegelijk verdienen kansarme leerlingen ook het voordeel van de twijfel: een klassenraad gelooft best in hun groeimogelijkheden.
- Niemand heeft baat bij overdiagnostisering of de therapeutisering van elk leerprobleem.Externe diagnoses worden best vermeden. Als er een diagnose nodig is, dan vertrekt die beter bij de leerkracht en bij observatie in de klas, daarna door een expert. Scholen springen best spaarzaam om met allerlei dispenserende maatregelen.
- Ervaren leerkrachten zouden de kans moeten krijgen om zich te professionaliseren tot ‘expertleerkracht’:iemand die expertise kan delen met andere scholen, startende leerkrachten kan begeleiden, leer- of zorgbegeleider kan zijn en de praktijk binnenbrengt in de lerarenopleiding. Dit is ook een middel om de relatief vlakke loopbaan van leerkrachten te doorbreken.
- De lerarenopleiding krijgt best een instapproef met bindende gevolgen.De instapproef wordt zo een screening bij de ingang, maar ook een signaal: over de lerarenopleiding, over de hoge eisen die we als samenleving hanteren voor de leerkrachten van morgen.
- Een onafhankelijk Kenniscentrum Onderwijskan de brug zijn tussen wetenschappelijk onderzoek en de klasvloer. Het Kenniscentrum kan de sluiswachter zijn die onwetenschappelijke onderwijsvernieuwingen tegenhoudt en de verspreider van nuttige inzichten en goede praktijken.