An De Moor: slotconclusie

An De Moor: slotconclusie

Moet de nieuwe postmodernistische ideologie met taalvariatiehantering en veelvoudige registerbeheersing bij gesproken taalgebruik het aanleren van het Standaardnederlands op school verdringen? Ghislain Duchateau, nog altijd even gedreven, zette meteen de toon met deze inleidende vraag.

We hoorden vervolgens verschillende stemmen van hooggeleerde heren.

 

Ook ik ervaar in mijn professionele leven als talenbeleidcoördinator van de Odisee-hogeschool de druk om het taaldiscours te de-ideologiseren van het traditionele officiële taalbeleid van de Vlaamse onderwijsministers en te vervangen door een postmodernistisch perspectief met taalvariatieprominentie.

Ik weet niet of mijn ouders bij mijn voornaamgeving n.a.v. mijn geboorte een acroniem voor ogen hadden maar laat het duidelijk zijn: ik ben een pleitbezorger voor AN, voor Standaardnederlands dus.

En gelukkig geldt dat ook voor de VVA-Werkgroep en onderwijs. Wij erkennen taalvariatie als een reëel gegeven en criminaliseren ze niet maar het aanleren van het Standaardnederlands op school is de enige kans voor leerlingen/studenten om met de standaardtaal later maatschappelijk weerbaar te zijn.

De VVA-Werkgroep Taal en Onderwijs pleit bovendien voor meer bewustmaking van de betekenis, waarde en prioriteit van de standaardtaal in schoolverband en voor indringende attitudevorming daartegenover bij leraren/docenten en leerlingen/studenten.
Maatschappelijk is het bovendien zo dat de beheersing van de standaardvariant  noodzakelijker is dan die van de tussentaalvariant. Beleid, media en onderwijs moeten daarom de standaardvariant als de maatschappelijke lingua franca blijven hanteren. En terecht, want een maatschappij kan alleen draaien op het gebruik van een gedeelde lingua franca. Vlaanderen heeft er al in 1973 voor gekozen om het Nederlands daarvoor te kiezen. Daarom is het zo belangrijk dat het onderwijs, zowel aan Nederlandstaligen als aan anderstaligen, blijft inzetten op dat Standaardnederlands als volwaardige taal die niet uitsluit, en onverkort en exclusief de taal van de superdiverse klas blijft.

Maar hoe moeten we in het onderwijs omgaan met het Standaardnederlands, taalvariatie en meertaligheid? Om die vraag te beantwoorden, vroeg het Algemeen Secretariaat van de Taalunie een commissie van experts om advies. Dat is nu klaar:
https://taalunie.org/actueel/146/hoe-gaan-we-om-met-standaardtaal-en-talige-diversiteit-in-het-onderwijs

De nieuwe eindtermen Nederlands in de tweede en de derde graad van het secundair sluiten bij dat advies aan.

Ik citeer:

“De leerlingen analyseren overeenkomsten en verschillen in taaluitingen, taalvariëteiten en talen, in relatie tot identiteitsvorming met inbegrip van conceptuele kennis over taalgedragsconventies en registers, overeenkomsten en verschillen tussen taaluitingen, taalvariëteiten en talen zoals standaardtaal, dialect en tussentaal, en nationale, regionale, sociale, lokale en etnisch gekleurde taalvariëteiten in het Nederlands, de relatie tussen taalgebruik en taalnorm en wederzijdse beïnvloeding, taal als factor van exclusie en inclusie en: Taal als dynamisch gegeven.”

Ik durf daarbij met de hand op het hart hopen dat leraren en docenten hun leerlingen of studenten er ook op zullen wijzen dat het vlotte gebruik van het Standaardnederlands de eerste waarborg is voor een soepel draaiende diverse maatschappij. Hopelijk staat u mij toe dat ik dit toelicht aan de hand van het verhaal van een Syrische ingenieur die om religieuze en politieke redenen zijn land moest ontvluchten en na pijnlijke omzwervingen in Gent belandde. Daar kreeg hij het slechte nieuws dat zijn ingenieursdiploma niet werd erkend en dat, wilde hij – opnieuw dus de ingenieursstudies aanvatten, hij eerst een B2-niveau voor Nederlands moest behalen. Hij slaagde daar wonderwel snel in en kwam bij mij terecht om zijn kennis van het academisch Nederlands bij te spijkeren. Op zijn eerste mondelinge examen kreeg hij een toestel voor zijn neus met de vraag ‘Oemarcheerta?’. Omdat hij de vraag - eigenlijk het woord - niet begreep, vloog hij eruit met een dikke 0/20. Hoe leg je een meertalige student uit dat ‘Oemarcheerta’ geen woord is maar een tussentalige variant van ‘Hoe werkt dat toestel?’. Mijn advies is daarom onverkort: gebruik van het Standaardnederlands biedt de grootste toekomstkansen, zowel aan autochtone Vlamingen als aan mensen wier moedertaal niet het Nederlands is.

Kortom, om het met de woorden van Ludo Beheydt te zeggen:
“De standaardtaal is het mooiste cadeau dat het onderwijs zijn bevolking kan aanbieden, want nog steeds is de standaardtaal de sleutel tot maatschappelijke emancipatie.”


top