Covid19 en de Spaanse griep: een vergelijking.

Covid19 en de Spaanse griep: een vergelijking.

De herfst is het wreedste seizoen

Covid-19 volgt het patroon van de Spaanse griep van 1918. Die begon ook in het voorjaar en werd in de herfst gevolgd door een tweede, veel ergere, golf. Daarna was er nog een derde.

Marc Reynebeau

De Standaard 2 november 2020

 

 

 

De herfst is het wreedste seizoen.
Covid-19 volgt het patroon van de Spaanse griep van 1918. Die begon ook in het voorjaar en werd in de herfst gevolgd door een tweede, veel ergere, golf. Daarna was er nog een derde.


Een beeld (van vermoedelijk eind 1918) uit San-Francisco. Om de verspreiding van het griepvirus tegen te gaan, werden de militaire slaapplaatsen afgeschermd. Links aan de muur een oproep: ‘Spuw niet op de vloer, want dat kan ziektes verspreiden.’ (US Naval History and Heritage Command )

Toen een eeuw geleden, bij het einde van de Eerste Wereldoorlog, een grieppandemie uitbrak, kon niemand voorspellen dat ze naar schatting wereldwijd 20 tot 100 miljoen levens zou eisen, bij wie 30.000 tot 80.000 Belgen. Ze werd de Spaanse griep genoemd, al had ze alles te maken met de ontberingen van de oorlog en niets met het toen neutrale Spanje. Franse en Britse overheden minimaliseerden de ramp zelfs: ze konden er weinig aan doen en vreesden dat de ziekte het patriottisme kon ondermijnen. Het virus nestelde zich in de door oorlog en honger verzwakte bevolking, rondtrekkende legers en vluchtelingen­stromen verspreidden het.

Elke epidemie verloopt anders, al was het maar door de aard van het virus en hoe ze wordt aangepakt. Dat maakt vergelijken lastig, zeker omdat het griepvirus in 1918, anders dan het coronavirus nu, snel muteerde. Toch zijn de parallellen leerrijk. Twee lessen tekenen zich af:
Eén: snel, drastisch en consequent ingrijpen is nodig om het virus geen kans te geven.
Twee: het profiel van de zieken evolueert. Een specifieke groep brengt het virus binnen: in 1918 waren dat de soldaten, nu de reizende middenklasse (de skiërs van februari, de strandtoeristen van augustus). Nadien tast de ziekte arme, dichtbevolkte buurten aan; ze slaat er het hardst toe omdat mensen er het minst tegen bestand zijn.

Daar moeten overheden een aparte aanpak voor uitwerken, maar in de coronacrisis namen veel landen die twee lessen weinig ernstig.
In België dook de ziekte in april 1918 op, al toonde ze zich pas in juni en juli in hogere sterftecijfers. Ze trof, anders dan covid-19, vooral jongeren. Ouderen leken door eerdere epidemieën immuun te zijn. Het duurde even voor de pandemie werd opgemerkt. Dat lag aan de tijd. De bezetting en de censuur van kranten en brieven hinderden het delen van informatie, medici wisten nog niet wat een virus was en tegen de longontstekingen die ze uitlokten bestonden nog geen antibiotica.

Complotdenkers legden de schuld bij losbandige vrouwen, communisten of een Duits bacteriologisch wapen.
Wellicht brachten Amerikaanse troepen het virus vanaf 1917 naar de fronten in Europa. Het drong België binnen via West-Vlaanderen en Henegouwen, verspreidde zich noordelijk richting Brabant en Antwerpen, en vandaar naar de rest van het land. Toch was de neiging groot om de ziekte te onderschatten. Wie van complicaties gespaard bleef, was er vaak al na enkele dagen van af. De overheid, vooral de lokale besturen, begrepen dat het besmettingsgevaar het grootst was bij jongeren. Zieke soldaten werden geïsoleerd, gemeenten sloten de scholen. Onder meer rouwstoeten werden verboden.

In augustus leek het ergste al voorbij. Maar het virus bleef rondwaren, muteerde en barstte in oktober uit in een tweede golf, die tot eind 1918 aanhield. Het werd een dodelijke herfst. Maar net als nu aarzelden de overheden. De eerste golf liep relatief goed af, zodat de veel dodelijkere tweede golf aanvankelijk ernstig werd onderschat. En hij kwam op een moment dat veel mensen in beweging waren: de evacuatie van het Duitse leger, de intrede van de bevrijdingstroepen en vervolgens de terugkeer van gedemobiliseerde soldaten.

Leuvense universiteit dicht

Begin november telde Luik 28.000 ziektegevallen. Marche-en-Famenne had op 19 oktober 500 zieken, twee dagen later dubbel zoveel. Het sterftecijfer was hoog, weer vooral bij jongvolwassenen. In Nijvel lag de dodentol in oktober vijftien keer ­hoger dan in september.

Leuven telde 58 doden in augustus, 190 in november.
https://static.standaard.be/Assets/Images_Upload/2020/11/02/6575be42-1c52-11eb-86ac-facf7bc8a3b0.jpg?width=512&format=jpgLokale besturen stonden er alleen voor. Ze sloten scholen, circussen, bioscopen en spektakelzalen, verboden publieke manifestaties, raadden isolering en goede verluchting aan, de Leuvense universiteit ging dicht. Maar het gebeurde inconsistent en ongeco­ördineerd. De gemeente Sint-Joost-ten-Node vreesde besmettingen in de tram en de musichalls, maar koos niet voor een verbod, alleen voor ontrading.

Bij de bevrijding begin november beperkte de teruggekeerde Belgische regering zich ook tot adviezen, vooral om te des­infecteren. Ondertussen leidden complotdenkers de aandacht af door de schuld te leggen bij communisten, losbandige vrouwen of een Duits bacteriologisch wapen.

Eind 1918 verzwakte het griepvirus, wat het niet belette om enkele weken later weer aan kracht te winnen en in januari-maart 1919 een derde golf uit te lokken, al kende die een geringere intensiteit, waarna het virus voorgoed verdween. Dat was in België zo en hetzelfde patroon is ook te zien in Groot-Brittannië, waar het cijfermatig beter gedocumenteerd is (zie grafiek).

De oorlog en het gebrek aan medische ervaring beletten in 1918-’19 dat de pandemie efficiënt werd aangepakt, stelt historicus Benjamin Brulard in zijn masterscriptie (UCL, 2018). Dat excuus kan onze tijd niet inroepen. Les drie: de pandemie is pas voorbij als het virus helemaal terugdrongen is.

Meer info:
Verschenen op maandag 2 november 2020 in De Standaard

 

 

 

Klik HIER om een korte beeldreportage van de Spaanse griep in 1918 te bekijken.

 

 

 

 

 

 

 

 

 


top