Wat doet Corona met onze taal? prof.dr. Godelieve Laureys
Over lockdown, anderhalvemetereconomie en toogvirologen: wat doet corona met onze taal?
dr. Godelieve Laureys, professor emeritus aan de UGent en algemeen voorzitter van de Orde van de Prince.
Zij publiceerde dit artikel in het tijdschrift van de Orde van de Prince
In de luttele tijdspanne van drie maanden heeft het coronavirus de wereld flink door elkaar geschud en onze levensgewoonten drastisch gewijzigd. Het virus slorpt alle aandacht op en beheerst ons dagelijkse leven. Gemeten aan het aantal radio- en televisie-uitzendingen dat alleen maar over corona-gerelateerde onderwerpen gaat, zijn we monomaan bezig met deze epidemie. Wat doet dat met een mens en zijn gedachtegoed en wat doet dat met een taal?
Nieuwe communicatie.
Het is evident dat een nieuw en veelbesproken fenomeen niet alleen nieuwe woorden met zich meebrengt, maar ook een heel nieuw discours op gang brengt. Tal van nieuwe ervaringen, emoties, vragen, probleemanalyses en oplossingsvoorstellen willen we onder woorden brengen en duiden. Wat ons mentaal preoccupeert, willen we graag delen met anderen en daar hebben we altijd verhalen bij nodig. Vertellen heeft een helende functie. Of zoals het oude spreekwoord zegt: waar het hart van vol is, daar loopt de mond van over.
In deze tijden waar fysieke contacten gebannen worden, wordt dit nog versterkt: we bellen, mailen, tweeten, zoomen en beeldvergaderen er met zijn allen op los en heel wat mensen zitten uren op sociale media. Ook de overheid heeft dagelijks nieuwe boodschappen en mededelingen voor ons in petto en wil ons met woorden overtuigen van de noodzaak van nieuwe gedragsregels.
Nieuwe taal.
Her en der lezen we in de pers artikelen die waarschuwen voor een nieuwe golf van Engelse leenwoorden. De metaforen om op dit gevaar te wijzen liggen voor de hand en worden er soms dik opgesmeerd: het Engels "tast onze taal aan", leenwoorden zijn "besmettelijke indringers". Er is een "virale verspreiding van Engelse woorden", of een "epidemisch effect dat onze taal dreigt te verstikken". Het is onmiskenbaar juist dat we een aantal nieuwe Engelse woorden in onze taal aantreffen. Koplopers zijn "social distance/ distancing" en "lockdown", maar ook woorden als "testing and tracing", "contact tracers", "flatten the curve", "exit strategy", "outbreak management", "preteaching", "corona coach" en "zoomsessions" tieren welig.
Het Nederlands staat daar trouwens niet alleen. Probeer maar eens te luisteren naar een nieuwsuitzending in het Tsjechisch, Deens of Japans en je zal merken dat je heel wat begrijpt "dankzij" de Engelse leenwoorden, die ook in deze talen gretig zijn overgenomen.
Het ligt voor de hand dat juist in het geval van een pandemie de terminologie sterk wordt aangestuurd door de internationale onderzoeksgemeenschap en door de WHO (de Wereld Gezondheidsorganisatie) en dat het Engels de maat zet.
Wordt het Engels de "lingua Franca"?
De coronacrisis is een globaal gegeven en het Engels vervult hier echt wel een rol als lingua franca in de letterlijke zin van het woord, een grensoverschrijdende taal, die taalgemeenschappen verbindt en de internationale communicatie faciliteert. Hier is mijns inziens geen sprake van taalimperialisme. Persoonlijk kan ik me eerlijk gezegd niet opwinden over een paar nieuwe Engelse leenwoorden te midden van alle medische en sociale ellende. Dan erger ik me meer aan de journalisten en geïnterviewden die om de haverklap "by the way", "to say the least", "first things first" of "from scratch" als stopwoorden uitkramen.
Als taalkundige wil ik ook het gevaar van Engelse leenwoorden relativeren. Op jacht gaan naar overbodige Engelse woorden en die bij individuele mensen opsporen is meer een sport dan een heilzame maatschappelijke bezigheid. Dit ligt helemaal anders dan de strijd tegen verengelsing van het hoger onderwijs bijvoorbeeld. Ingeval van leenwoorden gaat het immers niet om domeinverlies van de taal en is er eigenlijk geen overwegende bedreiging van statusverlies. Natuurlijk moeten we erop alert zijn dat Engelse leenwoorden niet de overhand nemen en daardoor de inventiviteit van de eigen taal om nieuwe woorden te creëren of nieuwe betekenissen "in te laden" in bestaande woorden niet onder druk zetten. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat heel veel Engelse leenwoorden in diverse talen eendagsvliegen zijn of toch een kort leven beschoren zijn. Elke telling is een momentopname, maar veel Engels woordmateriaal komt en gaat snel, verdwijnt of varieert.
Inventiviteit van de Nederlandse taal.
Wel is het zaak dat we voor de nieuwe leenwoorden die ertoe doen, zo snel mogelijk Nederlandse equivalenten verzinnen en daar ook actief gebruik van maken. Taalgebruik is en blijft "bewegen en zoeken naar uitdrukkingen voor nieuwe begrippen en inhouden", die in de huidige situatie niet alleen de lading moeten dekken, maar ook de juiste gevoelswaarde hebben. Voor "lockdown" zijn er al heel wat Nederlandse vervangwoorden gelanceerd, zoals "ophokplicht", "vergrendeling", "thuisisolatie", "stillegging" en "land op slot". Welk woord dekt de lading het best? Welk woord gaat het winnen? We kunnen dit echt niet van boven af opleggen. We kunnen alleen maar Nederlandse equivalenten ingang doen vinden door ze zelf te gebruiken. Dat "anderhalvemetereconomie" het "nieuwe normaal" wordt de volgende jaren, toont toch ook dat we al aardig op weg zijn. "Huidhonger", "hoestschaamte", "zwaaibezoek", "raamvisite", "stoepverjaardag", "quarantainebubbel" en "druppelcontact" zijn woorden waar we ons drie maanden geleden helemaal niets bij konden voorstellen, maar die nu duidelijke signalen zijn van de impact van het virus. Ik vind zelf "aanlooplessen" en "aanloopleren" beter dan "preteaching", omdat ze de focus leggen bij de leerder (de leerling) en niet bij de leraar. Er zijn ook ludieke nieuwe aanwinsten zoals "onthamsteren", "toogviroloog", "zoomapero", "coronahufter" en de beruchte "lockdownfeestjes".
Het is dus veel interessanter te kijken naar de inventiviteit van de Nederlandse taal. Wisten jullie trouwens dat er een coronawoordenboek lopend wordt samengesteld? Dat onlinewoordenboek wordt dagelijks aangevuld door de hoofdredactie van Van Dale en omvat nu bijna 800 woorden. Dat komt ook doordat het Nederlands een taal is die aan de lopende band samenstellingen kan produceren. Dat is een heel handig en efficiënt mechanisme: "coronacrisis", "coronamaatregelen", "coronatijdperk", "coronabelasting", "coronavaccin", "coronabehandeling", "coronageneratie", enzovoorts. Deze woorden zijn nieuw, maar worden meteen begrepen en zijn heel transparant.
Vermeldenswaard is ook dat heel wat bestaande Nederlandse woorden en uitdrukkingen plots veel frequenter gebruikt worden. De titel van mijn eerste flashbericht voor onze website midden maart luidde "Een hart onder de riem". Ik dacht toen dat ik een originele uitdrukking had uitgekozen… Maar die uitdrukking piekt sindsdien (zonder causaal verband overigens!). Hetzelfde geldt voor uitdrukkingen als "roet in het eten gooien" en "lelijk huishouden", die we vaak in de coronacontext (pats!) tegenkomen. Om het maar niet te hebben over de slagzin "blijf in uw kot", die in Vlaanderen een nieuw en lang leven beschoren is en bulkt van de connotaties.
Nog weer een vorm van taalverandering is dat sommige Nederlandse woorden die tot nog toe vooral vakjargon waren, stilaan deel gaan uitmaken van de gewone omgangstaal. Denken we maar aan "pandemie", "oversterfte", "ondersterfte", "mondkapjes", "beademingstoestel", "triagecentrum", "zelfisolatie" en "quarantaine".
Men staat er soms van versteld hoe mensen over talige processen denken.
Taal is een evolutief proces.
Daarom wilde ik in dit Woordje graag wat nader ingaan op de wetmatigheden van taalgebruik en taalverandering. Ik wilde daarbij het belang van het goed bewaken van taalverandering onderstrepen, maar evenzeer afstand nemen van paniek rond wijzigingen in de taal en ook de impact van leenwoorden relativeren. Het taalgebruik en met name het ontstaan van nieuwe woorden in het Nederlands wordt overigens goed gemonitord (excusez le mot!) door het Instituut voor de Nederlandse taal (INT) en de Taalunie. Ook het genootschap Onze Taal is hier zeer actief, onder andere met de digitale nieuwsbrief "Taalpost".
Een belangrijk punt van taalzorg is dat we binnen ons taalgebied zouden proberen om dezelfde termen te gebruiken in Nederland en Vlaanderen. We delen de problemen en we kunnen dus het beste ook de woorden delen om die problemen te benoemen, zodat we misschien in de toekomst, spijts alle socioculturele verschillen binnen de Lage landen, ook beter samen aan oplossingen kunnen werken voor het "nieuwe normaal". Makkelijk zal dat niet zijn, want de globale coronacrisis heeft het averechtse effect dat de nationale reflex in heel wat landen verscherpt is.
De bestrijding van de coronacrisis lijkt bijna een nationaal project. De grenzen zijn gesloten en Nederland oriënteert zich momenteel sterker op Duitsland dan op België. Maar we moeten ervoor blijven ijveren dat er geen tweespalt in de taal ontstaat.
prof.em. dr. Godelieve Laureys
Algemeen voorzitter Orde van de Prince